Isaiah 38:17

Danklied van Hizkia

Het historisch gedeelte van Jesaja 36-39 vinden we, zoals al opgemerkt, ook terug in 2 Koningen 18-20 en 2 Kronieken 32. Een uitzondering is het bovenstaande gedeelte. Dat maakt meteen duidelijk dat de eerste betekenis van deze dit gedeelte niet praktisch, maar profetisch is. Het is geschreven als een psalm van dankzegging, maar met de structuur van een klaaglied. Het is een begrafenislied dat ineens een geboorte- en levenslied is geworden. Het bestaat ook uit twee gedeelten:

1. Een smeking vanwege de ziekte en het lijden van Hizkia (Js 38:10-14).

2. Een danklied vanwege de genezing en nieuw leven van Hizkia (Js 38:15-20).

Hizkia ondergaat zijn ziekte en genezing als uit de hand van de HEERE. Het heeft hem in diepe oefeningen gebracht. Hij voelt er behoefte aan deze oefeningen op te schrijven (Js 38:9). Hierin herkennen we veel van wat we in het boek Psalmen lezen over de gevoelens van het overblijfsel dat in grote nood is. Het is de geest van Christus, Die Zich met het overblijfsel verbindt en Die ook in Hizkia werkt. Het lijden van Hizkia is ook het lijden van het overblijfsel in de grote verdrukking, waarvan zij erkennen dat die over hen komt vanwege hun zonden.

Als zoon van David is Hizkia ook een beeld van de Heer Jezus. Wat hij hier meemaakt, is ook een beeld van wat de Heer Jezus heeft ondergaan. Hij heeft het lijden van de dood gesmaakt (Hb 2:9), niet om Zijn eigen zonden, maar om die van Zijn volk. Hij heeft gesmeekt uit de dood verlost te worden en is eruit verlost (Hb 5:7). Hij heeft verlenging van leven gekregen, niet slechts vijftien jaren, maar tot in eeuwigheid (Hb 7:17).

In Js 38:10 wordt de dood voorgesteld alsof deze poorten heeft waardoor een mens naar binnen gaat (vgl. Jb 38:17; Ps 9:14). In zijn ziekte ziet Hizkia zich in de kracht van zijn leven met de dood geconfronteerd, waardoor hij zijn jaren niet kan vervullen. Dit sluit aan bij de gevoelens die profetisch van de Heer Jezus staan opgetekend (Ps 102:24-25; vgl. Lk 23:31). “Op de helft van mijn dagen” is letterlijk ‘op het evenwicht van mijn dagen’. Evenwicht betekent halverwege. Dit is waar voor Hizkia, voor de Heer Jezus, maar ook voor het volk Israël.

In zijn ziekte denkt hij er met smart aan dat dit het einde betekent van zijn gemeenschap met de HEERE en met mensen (Js 38:11). Hij zal niet meer kunnen opgaan naar de tempel (Ps 27:4). Hij voelt hoe door zijn ziekte zijn lichaam, “tent”, wordt afgebroken en weggerukt (Js 38:12; vgl. 2Ko 5:1; 2Pt 1:13-14). Hij vergelijkt de HEERE met een wever. Zoals een wever het weefsel oprolt (vgl. Js 22:17-18) omdat het weven klaar is, zo ziet Hizkia zijn leven als geëindigd. Hij versterkt die gedachte door te spreken over het ‘afsnijden’ van het weefsel van de weversboom.

Hij voelt zich door de HEERE prijsgegeven aan de smarten van de dood zonder tot rust te kunnen komen (Js 38:13). Hij voelt het ook als iets wat plotseling over hem komt. Aan het eind van zowel Js 38:12 als Js 38:13 zegt hij: “Voordat de dag tot nacht wordt, zult U aan mij een einde gemaakt hebben.” Daarmee lijkt hij te wijzen op een plotselinge, dramatische verandering in zijn omstandigheden: ’s morgens is hij nog volkomen gezond, ’s avonds is hij dood.

In weer een ander beeld ziet hij de HEERE als een leeuw die al zijn beenderen verbreekt. Hij ervaart dit handelen van de HEERE zo zwaar, dat hij nog eens zegt dat hij er dag en nacht de pijn van voelt. Hij is er geen seconde vrij van. Hij heeft geen kracht meer om te roepen. Zijn stemgeluid is verzwakt tot het getjilp van een zwaluw en het gekir van een duif (Js 38:14).

Hizkia vergelijkt zich niet voor niets met deze vogels. Het zijn vogels die op een speciale manier de verbinding met de tegenwoordigheid van de HEERE symboliseren (Ps 84:4; Mk 1:10). Hij verlangt naar de nabijheid van de HEERE, maar hij ervaart afstand en verwerping. Zijn smachtende ogen richten zich omhoog, terwijl hij zijn angst uitspreekt tot de HEERE en Hem vraagt of Hij borg voor hem wil staan (Jb 17:3a) dat hij niet aan het dodenrijk zal worden prijsgegeven.

Nu hij zo zijn gevoelens heeft weergegeven die hij tijdens zijn ziekte heeft gehad, ze als het ware heeft herbeleefd en dat hij nu genezen is, weet hij niet wat hij nog meer moet zeggen (Js 38:15). De HEERE heeft immers gesproken dat hij zou sterven en ook dat hij beter zou worden. Hij is hersteld en na het bittere zielenleed zal hij nog jaren mogen leven.

Hij leeft bij dit handelen van de HEERE met hem (Js 38:16). Wat hij van de HEERE heeft gekregen, heeft hem zijn geestkracht teruggegeven. Dat is niet alleen door het feit en het moment van de genezing, maar ook al op het moment dat de HEERE hem de toezegging heeft gedaan. Het gezegde ‘hoop doet leven’ is waar voor allen die erop blijven vertrouwen dat God al Zijn beloften zal inlossen.

Er heeft een geweldige verandering plaatsgevonden. De bittere beproeving is veranderd in heil (Js 38:17). Het heil of de behoudenis is zo groot, omdat de beproeving zo groot en bitter is geweest. Hizkia weet dat hij dicht bij het graf is geweest, bij het moment dat zijn leven daarin zou komen. Dat heeft niets te maken met volkomen ophouden te bestaan. Het gaat om het verdwijnen van het wereldtoneel. Hij zou in het graf verdwijnen en niet meer gezien worden. Het zou lijken alsof hij niet meer bestond, maar de HEERE heeft hem van dat lot gered.

Hij ziet daarin het bewijs dat de HEERE al zijn zonden achter Zijn rug heeft geworpen (vgl. Mi 7:19). Als Hizkia zou zijn gestorven, zou hij de HEERE niet meer op aarde kunnen prijzen (Js 38:18). Hij weet nog niet dat de gestorven gelovigen leven in de tegenwoordigheid van de Heer Jezus (Lk 23:43). En Paulus verlangt er zelfs naar om heen te gaan om de volmaakte gemeenschap met Hem genieten (Fp 1:23).

De verwachting van de oudtestamentische gelovigen was wel dat zij eens zullen opstaan en de zegen van de gemeenschap met de HEERE zullen genieten (Jb 19:25-27; Ps 17:15). Voor Hizkia is het loven van de HEERE verbonden aan het leven op aarde (Js 38:19). Dat wil hij ook doorgeven aan zijn kinderen, aan de volgende generatie (Ps 22:31-32; Ps 71:18). Een vader is iemand die aan zijn kinderen vertelt over de trouw van de Heer.

Hoewel wij als nieuwtestamentische gelovigen, dat is als leden van de gemeente, niet met de aarde maar met de hemel verbonden zijn, moet ons leven op aarde toch ook dit grote kenmerk hebben: dat het een voortdurende lofzang is op de heerlijkheid van de Heer Jezus (Hb 13:15; 1Pt 2:5). Wij mogen op aarde beginnen met iets wat we tot in alle eeuwigheid zullen voortzetten en dat is: de Vader “aanbidden in geest en waarheid” (Jh 4:23). Laten we dat doorgeven aan de volgende generaties, totdat de Heer komt om ons te halen.

In Js 38:20 verplaatst Hizkia zich terug naar het moment dat Jesaja hem namens de HEERE meedeelt dat hij beter zal worden. Hizkia is daarover zo verheugd, dat hij zijn hele volk – wat blijkt uit het woord “wij” – betrekt in de blijdschap daarover. De plaats waar die blijdschap wordt geuit, is het huis van de HEERE. Het is ook geen kortstondige uiting, maar een uiting die er “al de dagen van ons leven” zal zijn.

Copyright information for DutKingComments