Isaiah 4:3

Christus en Sion

Tegen de zwarte achtergrond van de schildering van de rampspoed van Sion vanwege het oordeel wordt hier vanaf Js 4:2 een prachtig tafereel van herstel getoond. Na het eerste rechtsgeding met Zijn volk, dat in Jesaja 1 breed wordt uitgemeten, heeft de HEERE al een belofte van herstel gegeven (Js 2:1-4). Dat herstel gaat over dezelfde tijd als hier. Alleen wordt in Jesaja 2 de heerlijkheid van Sion beschreven vanuit het gezichtspunt van de volken, terwijl het hier om de heerlijkheid van Sion gaat vanuit het gezichtspunt van de HEERE.

Jesaja maakt hier weer de grote sprong van de actuele toestand naar de glorieuze tijd onder de regering van de Heer Jezus, want Hij is de HEERE. Zoals zo vaak ziet ook hier de uitdrukking “op die dag” (Js 4:2) op die tijd. Die uitdrukking staat ook in Js 4:1 en beschrijft daar de vreselijke gevolgen van het oordeel. Dat zowel Js 4:1 als Js 4:2 ermee begint, accentueert het contrast.

Sommige vertalingen hebben in plaats van “de SPRUIT van de HEERE” ten onrechte ‘wat de HEERE doet uitspruiten’. Het gaat namelijk niet om een werk van de HEERE, dat Hij iets doet uitspruiten, maar om een Persoon, “de SPRUIT”, en dat is de Messias. Het woord ‘uitspruiten’, waarvan het woord ‘spruit’ is afgeleid, bevat de gedachte van de kracht van leven (Js 11:1). De uitdrukking ‘spruit’ wordt al door de Aramese Targum gezien als aanduiding van de Messias, dat is de Heer Jezus.

Zowel het Hebreeuwse woord voor ‘spruit’, tsemach, als het Griekse woord ervoor, anatole, betekent tevens opgang. Ook ‘Opgang’ is een naam van de Heer Jezus. Zo noemt Zacharia, de vader van Johannes de doper, Hem (Lk 1:78). Alleen komt normaal gesproken de ‘opgang’ (zon) of de ‘spruit’ (plant) van onder naar boven, terwijl de Heer Jezus de “Opgang uit de hoogte” is. Hij komt van boven naar beneden.

De naam Spruit voor de Heer Jezus komt in verschillende samenstellingen voor en laat ons telkens een andere heerlijkheid van Hem zien die we kunnen verbinden met de evangeliën. Hij wordt genoemd:

1. “De SPRUIT van de HEERE” (Js 4:2). Dit is de Naam die doet denken aan het evangelie naar Johannes. Deze Naam spreekt van Zijn Godheid die op schitterende wijze door Johannes in zijn evangelie wordt beschreven.

2. “Een rechtvaardige SPRUIT” (Jr 23:5; Jr 33:15). Dat staat in verbinding met Hem als de rechtvaardige Koning. Zo zien we Hem in het evangelie naar Mattheüs.

3. “Mijn Knecht, de SPRUIT” (Zc 3:8). In het evangelie naar Markus zien we Hem als Knecht.

4. “Een Man – Zijn Naam is SPRUIT” (Zc 6:12). Dat brengt ons bij het evangelie naar Lukas, want daarin wordt Hij voorgesteld als Mens.

De Heer Jezus zal “tot een heerlijk sieraad zijn” of, zoals ook vertaald kan worden, Hij zal “tot sieraad en tot heerlijkheid zijn” (zie voetnoot HSV). Deze woorden doen ons denken aan de beschrijving van de priesterkleding (Ex 28:2; 40). Hij is een heerlijk sieraad voor het overblijfsel. Hij is een sieraad van geheel andere aard dan de sieraden waarmee de verwaande vrouwen van Sion zich tooien (Js 3:16-23).

Ook “de vrucht van de aarde” of “de vrucht van het land” (dat is Israël) is een uitdrukking die we kunnen toepassen op de Messias. Het laat Hem zien als de vlekkeloze Mens, Die voortspruit te midden van alle dood en verwoesting die door het geslacht van de eerste Adam zijn veroorzaakt. Hij is de “wortel uit dorre aarde” (Js 53:2).

Hier zien we Gods wijsheid als antwoord op het probleem van de zonde van Zijn volk. Voor het eerst in dit boek zien we een Persoon naar voren komen Die ten behoeve van het overblijfsel van het volk zal handelen. Hem zullen we vaker ontmoeten.

Hij verbindt Zich in luister met “hen die in Israël ontkomen zijn”, dat is met het gelovig overblijfsel, ofwel het derde deel van het volk dat na de oordelen overblijft (Zc 13:8). Voor hen zal Hij in die tijd “tot trots en luister [letterlijk: heerlijkheid] zijn. Hij zal hen bevrijden van Zijn vijanden en hun tot Hoofd zijn. Zijn heerlijkheid zal op hen afstralen. Dat zij ‘ontkomen’ zijn, geeft aan hoe heftig en verwoestend de grote verdrukking zal zijn, waarover elders wordt gesproken.

Door Zijn verbinding met hen zal dit overblijfsel “heilig genoemd” worden (Js 4:3) en in staat zijn om de plaats van Israël in te nemen. Dit gaat verder dan heilig zijn, want het houdt niet alleen een afgezonderde plaats in, maar ook een bijzondere relatie. Het is vergelijkbaar met een meisje dat in de Hebreeuwse taal ‘heilig’ genoemd wordt door haar verbintenis met haar verloofde. Dat het een overblijfsel is, komt treffend tot uiting in de woorden “overgebleven” en “overgelaten”. Zij zijn niet in de oordelen omgekomen en mogen het vrederijk binnengaan (vgl. Mt 24:40-41).

Door de heiligheid die het overblijfsel zal kenmerken, zal Israël beantwoorden aan zijn oorspronkelijke roeping (Ex 19:6a). Het is een uitverkoren overblijfsel dat bestaat uit allen die zijn opgeschreven in het boek van Gods raadsbesluit in verbinding met Jeruzalem (vgl. Lk 10:20; Fp 4:3; Hb 12:23; Op 17:8).

Dit belangrijke thema wordt in Jesaja 40-66 uitvoerig uitgewerkt. In dat gedeelte wordt de plaats van Israël als de falende knecht van de HEERE – Israël dat doof en blind is (Js 42:19) – ingenomen door de volmaakte Knecht van de HEERE, de Heer Jezus. Hij maakt Zich dan een met het gelovig overblijfsel van Israël, waardoor Israël, dan hersteld, opnieuw gezien zal worden als de knecht van de HEERE.

Het is ook onze roeping om volkomen voor God afgezonderd te zijn. Omdat Hij heilig is, moeten wij dat ook zijn: “Weest heilig, want Ik ben heilig” (1Pt 1:16). Daarom worden we vermaand om onszelf te “reinigen van alle bevlekking van [het] vlees en van [de] geest” (2Ko 7:1).

Copyright information for DutKingComments