Isaiah 40:11

Zie, hier is uw God

Nu alles zo ten goede is gekeerd voor Sion, dat is Jeruzalem, wordt Sion opgeroepen op een hoge berg te klimmen (Js 40:9). In het vrederijk zal de berg Sion de hoogste zijn van alle bergen (Js 2:2), terwijl heel Juda zal zijn als een vlakte (Zc 14:10). De verkondiging van het evangelie zal van Jeruzalem uitgaan (Hd 1:8). Hier gaat het om de goede boodschap dat God Zelf gekomen is om Israël te verlossen. Dat mag Sion doorgeven aan de andere steden van Juda. Jeruzalem is in het Oude Testament het uitgangspunt voor de openbaring van de heerlijkheid van God.

Door de verwerping van de Heer Jezus is Gods heerlijkheid uit Jeruzalem verdwenen (Ez 10:4; 18-19; Ez 11:22-23). Maar nu is God in Christus weer teruggekomen. Daarvan moeten ze als vreugdeboden met kracht en zonder vrees (vgl. 2Tm 1:7) de blijde boodschap uitbazuinen tot alle steden van Juda. Ze mogen het uitroepen: “Zie, uw God!” Het is de geweldige boodschap dat de Messias, Die God is, tot Zijn volk is gekomen en Sion heeft bevrijd. Het gebed van Psalm 14 is verhoord (Ps 14:7)! Uit Sion komt de Redder (Rm 11:26).

De oproep “zie” met betrekking tot de Heer Jezus zien we ook op andere plaatsen, waarvan we er enkele kunnen verbinden met de wijze waarop Hij in de evangeliën wordt voorgesteld:

1. Zo lezen we hier: “Zie, hier is uw God” (Js 40:9). Dit verwijst naar het evangelie naar Johannes, waar we de Heer Jezus als God de Zoon zien.

2. We zullen nog horen: “Zie, Mijn Knecht” (Js 42:1). Dit doet ons aan het evangelie naar Markus denken, waar Hij als de Dienaar wordt voorgesteld.

3. Dan horen we nog: “Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT” (Zc 6:12). Dit herinnert ons aan het feit dat Hij waarachtig Mens is, Die we vooral in het evangelie naar Lukas ontmoeten.

4. Ten slotte klinkt nog: “Zie, uw Koning zal tot u komen” (Zc 9:9). Dit bepaalt ons bij het evangelie naar Mattheüs, waarin Hij als Koning wordt beschreven.

Na het eerste “zie” in Js 40:9 volgt in Js 40:10 nog twee keer een “zie” als verzekering dat de Redder werkelijk gekomen is. Door het ene ‘zie’ wordt het oog van de steden van Juda gericht op Hem Zelf, “de Heere HEERE”. Hij zal ook voor hen Zijn kracht tonen en zij zullen meemaken dat Hij Zijn heerschappij aanvaardt. Het andere ‘zie’ vestigt de aandacht op wat Hij bij Zich heeft. Hij heeft “Zijn loon” bij Zich voor de getrouwen – voor de vijanden van Zijn volk heeft Hij vergelding bij Zich. Hij is de Overwinnaar, Hij is de Rechter.

Deze drie keer ‘zie’ laten ons ook zien dat Israël Christus op drie manieren zal leren kennen:

1. “Zie, uw God.” Als Christus wordt geopenbaard aan Israël, zal het volk zich realiseren dat Christus de God van Israël is. Nu loochent Israël de Godheid van de Heer Jezus, maar dan zal de sluier van hun aangezicht worden weggenomen. Op die dag zal het volk zeer gewillig zijn (Ps 110:3). Net als Thomas, die een beeld is van het gelovig overblijfsel van Israël, zullen ze tot de belijdenis komen: “Mijn Heer en mijn God!” (Jh 20:28).

2. “Zie, de Heere HEERE.” Met kracht zal Hij komen, en Zijn arm zal heersen. Israël zal ook ontdekken dat de Heer Jezus ook de soevereine Heerser is, de “Heere” (Adonai), de Koning van Israël en de Koning van de koningen, en de “HEERE” (Jahweh), de God Die al Zijn beloften vervult. Net als Nathanaël, die ook een beeld is van het gelovig overblijfsel van Israël, zullen ze erkennen: “U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël” (Jh 1:50).

3. “Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich, … als een herder …” (vgl. 1Pt 5:4). Het overblijfsel van Israël zal ook ontdekken dat de Heer Jezus de ware “goede Herder” en de “grote Herder” van Israël is (Jh 10:11; Hb 13:20). Bij Zijn eerste komst komt Hij als de goede Herder, maar wordt Hij verworpen door Israël. Dan geeft Hij Zijn leven voor Zijn schapen, die verstrooid zijn (Jh 11:52). Bij Zijn wederkomst zal Hij de grote Herder zijn, opgestaan uit de doden, en zal Hij de kleinen, het overblijfsel, tot Zich vergaderen (Zc 13:7).

Als de HEERE komt en de oproep “zie, uw God!” klinkt, zien we

1. hoe Israël uit de hand van de HEERE dubbel heeft ontvangen voor al zijn zonden (Js 40:2);

2. hoe de mond van de HEERE de verzekering geeft dat Zijn heerlijkheid zichtbaar zal zijn (Js 40:4);

3. hoe de adem van de HEERE alle vijanden en alle ongeloof zal vernietigen (Js 40:6);

4. hoe de arm van de HEERE verlossing schenkt en tegelijkertijd Zijn schapen teder verzorgt (Js 40:8).

Hij zal als Herder al Zijn verstrooide schapen bij elkaar brengen en met een speciale zorg omringen (Js 40:11; Jh 10:11-16). Hij zal Zijn kudde “weiden”, zodat de schapen rust en voedsel krijgen. De kleinen en kwetsbaren zal Hij in Zijn liefdevolle en almachtige armen “bijeenbrengen” om hen te beschermen.

“De zogenden”, zij die de jongen moeten voeden, zal Hij met alle tederheid verder leiden, zonder ze ook maar enigszins op te jagen (vgl. Gn 33:13-14). Zo heeft Hij voor elk lid van het Godvrezend overblijfsel de aandacht die past bij het stadium van de geestelijke groei.

We vinden hierin een voorbeeld voor hen aan wie vandaag de zorg voor de kudde van God is toevertrouwd (1Pt 5:2-3). Er is veel toewijding en onderscheidingsvermogen nodig om dit voorbeeld van de Heer Jezus na te volgen in het omgaan met de verschillende categorieën waaruit de kudde bestaat. De Heer onderwijst ons de noodzaak om met teder medegevoel en genade om te gaan met hen die aan onze zorg zijn toevertrouwd (vgl. Jh 21:15-17).

Copyright information for DutKingComments