Isaiah 41:2

Inleiding

Het vorige hoofdstuk laat zien dat niemand de HEERE gelijk is, geen volk, geen afgod. In dit hoofdstuk spreekt de HEERE in het begin rechtstreeks tot de heidenen (Js 41:1). Hij roept hen op om met Hem in het gericht te gaan in de rechtszaal. In de komende hoofdstukken komt de rechtszaal meerdere keren naar voren. De vraag die moet worden beantwoord, is de vraag van Elia aan het volk Israël: Wie is God: de HEERE of de afgoden zoals Baäl (1Kn 18:21)?

Het feit dat de HEERE van tevoren verklaart een overwinnaar vanuit het oosten te verwekken, is slechts een aanwijzing dat Hij Zelf de ware God is, de verheven Regeerder van alle gebeurtenissen op aarde (Js 41:2-4). De afgoderij van de naties zal uiteindelijk Goddelijke oordelen over hen brengen. Israël zal, als Gods uitverkoren volk, daarbij het instrument in Gods hand zijn (Js 41:5-16).

De HEERE vergeet ook niet dat Zijn volk nog een bange tijd zal moeten doormaken. Met het oog op die tijd biedt Hij hun een vertroostend vergezicht van de situatie na die bange tijd (Js 41:17-20). Dan volgt een andere uitdaging aan de heidenen. Laat ze hun bekwaamheid maar tonen om de toekomst te voorzeggen zoals God dat doet. Zij en hun voorwerpen van aanbidding zullen tot niets worden (Js 41:21-29).

God openbaart Zich niet alleen in de schepping, zoals in Jesaja 40, Hij is evenzeer bezig met de mens. In de Js 41:1-4 openbaart Hij Zijn gerechtigheid en oordeel aan de volken. Vanaf Js 41:8 toont Hij Zich in genade aan Israël.

De HEERE oordeelt de volken

God daagt de kustlanden – waarmee mogelijk de landen aan de Middellandse Zee worden bedoeld en daarmee Europa – en de volken – achter de kustlanden – uit met Hem voor het gerecht te komen (Js 41:1). Het gaat hier niet om het uitspreken van een veroordeling, maar om te komen tot een beoordeling van feiten en daaruit een conclusie te trekken. Ze moeten eerst zwijgend luisteren naar de feiten. Dan moedigt God hen aan nieuwe kracht te verzamelen om zich op te maken, opdat “zij naar voren komen” tot Hem om vervolgens tot Hem te “spreken”.

God opent het geschil door in de Js 41:2-4 uitdagende vragen te stellen en feiten ten behoeve van Zijn zaak vast te stellen. De persoon om wie het gaat, is Kores, de koning van Perzië (Ea 1:1), die in de ongewijde geschiedenis bekend is als Cyrus. Het gaat om een toekomstige gebeurtenis, maar God stelt het voor alsof Hij Kores al op het wereldtoneel heeft geroepen (Js 41:2). De voltooid verleden tijd waarin de zin gesteld is, geeft aan die toekomstige gebeurtenis de zekerheid van een al gebeurde zaak.

God heeft niet alleen de bekwaamheid om te vertellen wat er in de toekomst gaat gebeuren, maar Hij heeft ook de macht om een man te verwekken die Zijn Goddelijke voornemens zal vervullen. “De rechtvaardige doen opstaan” wil zeggen dat Kores als de overwinnaar dat zal doen wat in overeenstemming is met Gods doel. Daarom zal deze man, Kores, kunnen optreden zonder dat iets of iemand hem kan tegenhouden. “Vanwaar [de zon] opkomt” wijst erop dat hij uit Perzië komt (Js 41:25). Hij zal zegevierend voortgaan en iedere tegenstander in het stof doen bijten. De weg die hij gaat, is een weg die hij niet zelf heeft bedacht, maar die de HEERE voor hem heeft bepaald en gebaand (Js 41:3).

Dan klinkt de vraag wie de auteur van dit optreden is en door wie het komt dat Kores zo succesvol is (Js 41:4). De HEERE geeft Zelf het antwoord. Hij staat Zelf aan de oorsprong en verleent aan Kores de voortgang. Hij is “de Eerste”, dat wil zeggen dat Hij een voorbestaan heeft vóór alle geschiedenis en dat alle dingen onder Zijn controle staan. Hij zal ook alle dingen tot het door Hem bepaalde doel brengen tot het laatste toe. Van begin tot eind is Hij Dezelfde en handelt Hij in volkomen overeenstemming met Zijn Wezen. Tegenover die God en dat handelen hebben de kustlanden en de volken geen weerwoord.

Copyright information for DutKingComments