Isaiah 41:20

Belofte van zegen

De HEERE, Die de toekomst kent, denkt met medelijden aan de ellendigen en armen van Zijn volk die nog door grote nood zullen gaan, uitgebeeld door een extreme droogte (Js 41:17). De dorst hier is een beeld van het smachten naar de HEERE (vgl. Ps 42:2). Hij denkt dan niet alleen aan allen die uit Babel zullen komen, maar aan allen van Zijn volk die in alle tijden verliezen en lijden zullen ontmoeten. Bovenal denkt Hij aan het gelovig overblijfsel in de grote verdrukking. De HEERE belooft hun dat Hij hen zal verhoren en niet zal verlaten. Hij zal hen rijkelijk verkwikken door voorzieningen te ontsluiten op een wijze die alleen Hij kan bewerken (Js 41:18; Js 12:3; Js 55:1).

Hoewel dit alles de letterlijke verandering beschrijft van de thuisloze toestand van Israël naar de overvloedige zegen die zij in het vrederijk zullen ontvangen (vgl. Js 35:6-7), hebben deze beloften ook een geestelijke betekenis. Er is een duidelijke verwijzing naar het water waar op bovennatuurlijke wijze in is voorzien tijdens de reis van Gods volk in de woestijn na de bevrijding uit Egypte. Daaraan wordt een geestelijke betekenis toegekend (1Ko 10:4; vgl. Jh 4:14; Jh 7:37-39; Op 22:17).

Js 41:19 gaat door met het figuurlijk beschrijven van de veelvoudige voorzieningen van verkwikking en vertroosting voor het volk in de komende dag. Deze volheid wordt aangegeven door zeven soorten bomen te noemen die de HEERE zegt te zullen planten in de woestijn, die daardoor in een waar paradijs zal veranderen. Al deze bomen zijn duurzaam en hebben een aangename geur. Ook dat is een beeld van het voortdurende van het genot van de gemeenschap die de Geest bewerkt en van de aangename geur daarvan.

Deze overvloed van zegen, voorgesteld in deze zeven bomen, is niet het resultaat van menselijke aanplanting. Als deze situatie is aangebroken, zullen allen die ervan zullen genieten zich er op een viervoudige wijze van bewust zijn dat dit alles het gevolg is van de werking van “de hand van de HEERE” en van Zijn scheppende macht (Js 41:20).

In die viervoudige wijze, “ziet en erkent, bedenkt en tevens inziet”, zit een opklimming. Deze opklimming beschrijft ook wat het resultaat zou moeten zijn als wij de Schrift overdenken en nadenken over Gods handelingen met ons. Het moet ons ertoe brengen achter al de zegen die uit Gods scheppende hand komt, de Schepper van die zegen te zien. Het gaat erom dat de gave ons leidt tot bewondering van de Gever en dat we niet blijven stilstaan bij de gave.

Copyright information for DutKingComments