Isaiah 41:21-29

De HEERE daagt de afgoden uit

In het begin van dit hoofdstuk verklaart de HEERE het feit van Zijn Godheid in het uitoefenen van Zijn absolute macht om een heerser te verwekken die naties onderwerpt en dat Hij de opkomst en de loop van de generaties bestuurt. Nu verklaart Hij Zijn Godheid door te stellen dat Hij alleen weet heeft van de toekomst en die kan voorzeggen. Eerder heeft Hij de afgodendienaars uitgedaagd, nu daagt Hij de afgoden zelf uit, de goden van de naties.

De HEERE en Zijn volk – want Hij is “de Koning van Jakob” – staan aan de ene kant en de afgodische heidenen staan aan de andere kant (Js 41:21). Laat hun goden naar voren komen en hun bewijzen aanvoeren dat zij goden zijn, als ze dat kunnen. Laat ze dan “ons” – dat is de HEERE Die als Koning Zijn volk vertegenwoordigt en hen met Zich verbindt – maar eens vertellen hoe de toekomst er uitziet (Js 41:22). Dat betreft zowel de nabije toekomst, “de dingen die zullen gebeuren”, als de verre toekomst, “de komende dingen”.

Laat ze in elk geval iets doen, of het nu “goed of kwaad” is, opdat ze in elk geval enig teken van leven geven (Js 41:23; vgl. 1Kn 18:27). Dan hebben we, zegt de HEERE, tenminste een houvast, een gezicht dat we ons kunnen voorstellen, iets waaraan we ons kunnen meten en waar we mogelijk zelfs bang voor moeten worden. Laten de afgoden dan nu spreken om hun godheid te bewijzen! Dat gebeurt natuurlijk niet, want ze kunnen het niet. Vandaar het vernietigend oordeel over hen en hun makers (Js 41:24).

De HEERE voorzegt toekomstige dingen

Opnieuw maakt de HEERE duidelijk dat macht en gezag alleen aan Hem toebehoren in de verhevenheid waarin Hij beschikt over nationale en internationale zaken. Daarom herhaalt Hij de profetie over Kores (Js 41:25). Hij zal hem doen “opstaan uit het noorden en hij zal komen”. Daardoor toont de HEERE weer Zijn alwetendheid en zet Zijn uitdaging van de afgoden voort. Het “noorden” is Medië (Js 41:2). Niemand anders kan dat doen, niemand van de heidense godheden heeft het bekendgemaakt (Js 41:26). Niemand heeft er iets van hen over gehoord. Ze hebben zich niet geuit.

Er komt geen antwoord op de uitdaging van de HEERE. Zou er een antwoord gekomen zijn, dan zou hun goddelijke macht zijn erkend. Maar de HEERE spreekt! En als “Eerste” en Enige Die iets kan zeggen, richt Hij het woord tot Sion (Js 41:27). Zij ontvangen als eerste de belofte van zegen. Alle anderen kunnen alleen herhalen wat Hij al heeft gezegd. Ze kunnen niets nieuws aanvoeren dat Hij niet zou weten.

Met een duidelijke verrukking in het blijvend goede voor Zijn volk belooft Hij Jeruzalem een verkondiger van vreugdevol nieuws te geven. De ‘vreugdebode’ is ook de HEERE Zelf. Met de woorden “zie, zie ze [daar]” roept Hij Sion op om te zien hoe Hij Zijn beloften heeft vervuld, waarbij Hij kijkt naar de toekomstige tijd van de vervulling.

Js 41:28 geeft de voorziene uitslag van het rechtsgeding. De afgoden en hun aanbidders zijn stil. Er is geen raadgever om een woord te zeggen. De zaak sluit af met een verklaring van de verachting en toorn van de HEERE (Js 41:29), die letterlijk luidt: ‘Zie ze allen! Nietigheid! Hun voortbrengsel is niets; wind en verlatenheid zijn hun gegoten beelden.’ Dit is de doodsteek voor afgoderij. Het gelovig overblijfsel is nu overtuigd van de dwaasheid van afgoderij, die in de toekomst tijdens de grote verdrukking op de meest indringende wijze weer de kop zal opsteken (Op 13:14-15).

Copyright information for DutKingComments