Isaiah 41:22

De HEERE daagt de afgoden uit

In het begin van dit hoofdstuk verklaart de HEERE het feit van Zijn Godheid in het uitoefenen van Zijn absolute macht om een heerser te verwekken die naties onderwerpt en dat Hij de opkomst en de loop van de generaties bestuurt. Nu verklaart Hij Zijn Godheid door te stellen dat Hij alleen weet heeft van de toekomst en die kan voorzeggen. Eerder heeft Hij de afgodendienaars uitgedaagd, nu daagt Hij de afgoden zelf uit, de goden van de naties.

De HEERE en Zijn volk – want Hij is “de Koning van Jakob” – staan aan de ene kant en de afgodische heidenen staan aan de andere kant (Js 41:21). Laat hun goden naar voren komen en hun bewijzen aanvoeren dat zij goden zijn, als ze dat kunnen. Laat ze dan “ons” – dat is de HEERE Die als Koning Zijn volk vertegenwoordigt en hen met Zich verbindt – maar eens vertellen hoe de toekomst er uitziet (Js 41:22). Dat betreft zowel de nabije toekomst, “de dingen die zullen gebeuren”, als de verre toekomst, “de komende dingen”.

Laat ze in elk geval iets doen, of het nu “goed of kwaad” is, opdat ze in elk geval enig teken van leven geven (Js 41:23; vgl. 1Kn 18:27). Dan hebben we, zegt de HEERE, tenminste een houvast, een gezicht dat we ons kunnen voorstellen, iets waaraan we ons kunnen meten en waar we mogelijk zelfs bang voor moeten worden. Laten de afgoden dan nu spreken om hun godheid te bewijzen! Dat gebeurt natuurlijk niet, want ze kunnen het niet. Vandaar het vernietigend oordeel over hen en hun makers (Js 41:24).

Copyright information for DutKingComments