Isaiah 41:8-9

De HEERE bemoedigt Israël

Dan richt de HEERE Zich in dit geding met de volken met woorden van troost heel persoonlijk tot Zijn volk, dat wil zeggen tot het Godvrezende overblijfsel (Js 41:8). Het contrast met de voorgaande verzen wordt scherp aangegeven door de beginwoorden “maar u”. Hij spreekt hen aan als “Israël” en “Jakob” en herinnert hen aan Zijn uitverkiezende genade en de belofte van herstel en bevrijding.

Daarvoor verwijst Hij naar Abraham. Hun vroegste geschiedenis is de garantie voor hun onherroepelijke zegen. Hij spreekt over Abraham als iemand “die Mij liefhad” of, zoals ook vertaald kan worden, “Mijn vriend” (2Kr 20:7; Jk 2:23). Het woord ‘vriend’ betekent iemand die liefheeft en geliefd wordt, iemand met wie je de diepste gedachten van je hart deelt (Jh 15:15b).

De HEERE heeft Zijn volk nooit uit het oog verloren, ook niet toen het verstrooid was. Hij heeft het overal vandaan “gegrepen” om het dicht bij Zich te hebben en “geroepen” tot een volledig andere omgeving (Js 41:9). Ze zijn in de afgelopen eeuw gekomen uit de verst verwijderde landen, als Rusland en China. Hij wil dat Zijn volk Zijn “dienaar” zal zijn, een volk dat Hem zal dienen. Voor de eerste keer in Jesaja wordt Israël “dienaar” of ‘knecht’ genoemd. Dit zal tot Jesaja 49:6 nog vaak gebeuren. Dit karakter van Israël als dienaar is het resultaat van een handeling van pure genade en niet door enige verdienste van hun kant.

Ze hebben het verdiend om “verworpen” en weggeworpen te worden omdat ze de HEERE zo ontrouw zijn geweest. Maar juist omdat Hij hen heeft “verkozen”, hoeven ze niet bang te zijn (Js 41:10). De kustlanden hebben alle reden om bevreesd te zijn (Js 41:5), maar voor Gods volk is daar geen reden voor. Daarom zegt de HEERE: “Wees niet bevreesd.”

Om elke vrees uit te bannen stelt de HEERE Zich aan Zijn volk voor in al Zijn genegenheid voor hen. Hij begint met de toezegging “Ik ben met u”, wat hen verzekert van Zijn tegenwoordigheid en nabijheid (Mt 28:20). Dan zegt Hij: “Ik ben uw God.” Daardoor weten ze dat Hij een betrekking met hen heeft, dat het verbond hersteld is. Uit het Nieuwe Testament weten we dat dit zal gebeuren door de kracht van het bloed van het nieuwe verbond, dat is het bloed van het volmaakte offer van Christus.

Ten slotte geeft Hij een drievoudige verzekering van Zijn kracht die Hij voor hen inzet:

1. “Ik sterk u”, of “Ik heb u gesterkt”, in zwakheden, moeilijkheden en tegenstand en vooral in de grote verdrukking.

2. “Ook help Ik u”, wil zeggen dat God Israël niet sterk zal maken door een engel te zenden (vgl. Ex 33:2), maar door Zelf Israël te helpen (Ex 33:14-17). Hij helpt hen in het gaan van de juiste weg door het geven van leiding, aanwijzingen en bescherming.

3. “Ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt”, laat zien hoe de HEERE Israël zal helpen. Dit veronderstelt Zijn trouw in het vervullen van Zijn beloften. Aan het Hebreeuwse woord voor ‘rechterhand’ is de gedachte aan kracht verbonden.

Het twee keer gebruikte woord “ook” is cumulatief, dat wil zeggen dat het aansluit op het voorgaande en er de volgende zekerheid aan toevoegt, zoals wel wordt gezegd: ‘En dat niet alleen, want daarbij komt nog …’ We moeten dan ook niet verzuimen ons de vertroosting van deze rijke beloften toe te eigenen. Deze vertroosting zal aan ons voorbijgaan als we ze alleen op Israël laten slaan. Ze gaat ons ook voorbij als we in zelfvoldaanheid ons werk voor de Heer doen. Een dienaar van de Heer heeft altijd behoefte aan deze vertroosting als hij zich zijn onwaardigheid en hulpeloosheid bewust is.

Copyright information for DutKingComments