‏ Isaiah 42:18-20

Doof en blind

In Js 42:7 zien we dat de Knecht van de HEERE de ogen van blinden opent. Hier in Js 42:18 zien we dat doven horen en blinden zien door het werk van de Knecht of Dienaar van de HEERE. Maar dan zegt Js 42:19 dat de dienaar van de HEERE blind en doof is. Het is duidelijk dat er in het boek Jesaja sprake is van twee knechten. Er is een knecht die blind en doof is (Js 6:10) en die eerst genezen moet worden voordat hij gebruikt kan worden door de HEERE. Die dienaar of knecht is Israël (Js 43:10). Er is ook een andere Knecht. Dat is niemand anders dan Christus, in Wie God al Zijn welbehagen gevonden heeft.

Deze verzen bevatten een krachtige en leerzame boodschap voor ons die door genade in Zijn dienst zijn geroepen. Veel komt op ons af wat onze blik op de Heer kan verduisteren en ons doof kan maken voor Zijn stem. Het zijn allemaal dingen waarop ons vlees maar al te zeer geneigd is te reageren. We worden op talloze manieren verzocht om te vergeten dat we op aarde zijn om eenvoudig de wil te doen van Hem Die ons heeft geroepen en gezonden. Het doen van onze eigen wil heeft alleen maar verdriet voor ons hart tot gevolg.

Ziende blind en horende doof

In Js 42:20 wordt het verwijt van de blindheid en doofheid van het volk verder toegelicht. Ze zien wel veel, maar de werkelijke inhoud gaat aan hen voorbij omdat ze er niet op letten. Letterlijk staat er dat ze het niet ‘bewaren’ (Statenvertaling) of ‘bewaken’. De uitdrukkingen ‘bewaren’ – Hebreeuws samar – en ‘luisteren’ – Hebreeuws sama – zijn kenmerkend voor het boek Deuteronomium in verband met de wet van God (Dt 28:15; Dt 29:2-4; vgl. Js 6:9-10).

Ze doen hun oren wel open, maar wat ze horen, dringt niet tot hen door. Dat komt omdat hun hart vet is geworden; het is niet op de HEERE gericht en ze jagen alleen hun eigen belangen na. Ze willen niet in Zijn wegen wandelen en zijn niet gehoorzaam aan Zijn wet. Toch is het Zijn voornemen geweest om hun vanuit Zijn Woord, de wet, Zijn heerlijkheid te tonen (Js 42:21).

Het is Zijn vreugde om hen “groot [door] de wet en luisterrijk” te maken. Dit kan ook vertaald worden met “een grote, heerlijke onderwijzing geven”. Het gaat hier om de wet, echter niet in de beperkte zin van de tien geboden, maar in al de heerlijke uitspraken die een God openbaren Die met Zijn wet, Zijn onderwijzingen, de zegen van Zijn volk op het oog heeft. Zijn gerechtigheid verlangt daarnaar, maar hun ongerechtigheid heeft dat onmogelijk gemaakt.

Het voornemen van God heeft zijn volle vervulling in het volmaakte leven van de Heer Jezus op aarde gevonden. We zien dat het Zijn lust is om Gods wil te doen. Gods wet is in Zijn binnenste en bepaalt Zijn hele leven (Ps 40:9), dat van begin tot eind wordt gekenmerkt door volmaakte gehoorzaamheid (Fp 2:8). De HEERE heeft in de Persoon van Zijn Zoon de wet groot en heerlijk gemaakt, zowel in Zijn leven als in Zijn dood. Bij Hem zien we in alles de heerlijkheid van de wet in contrast met de wegen van het volk aan wie de wet is gegeven.

Het volk bevindt zich in een toestand van verharding. In plaats van God te verheerlijken door de wet te onderwijzen aan de volken om hen heen hebben ze Gods wet, Zijn ‘heerlijke onderwijzing’, naast zich neergelegd. Als gevolg daarvan zijn ze overgeleverd in handen van de heidenvolken. Het is een volk dat “beroofd en uitgeplunderd” is (Js 42:22). Het is ook een volk dat in kerkerholen en gevangenissen geboeid en opgeborgen is. Er is geen bewegingsvrijheid meer. Ze hebben zelf verlossing nodig.

Dat is ook in geestelijk opzicht het geval als een gelovige buiten de wil en de weg van God gaat leven. Dan zullen geestelijke machten zo iemand beroven van alle christelijke waarden en hem tot een slaaf van de zonde en tot oneer van God maken.

Copyright information for DutKingComments