Isaiah 43:7

De liefhebbende God

Met de woorden “maar nu” gaat de HEERE ineens van het oordeel over naar de troost (Js 43:1). Deze uitdrukking is typerend voor Jesaja, hij gebruikt hem vijftien keer, en ook voor Jeremia, die hem twaalf keer gebruikt. De HEERE verlaat Zijn klacht over de verblinde, verharde en onbekeerlijke toestand van Israël om Zijn handelingen in verbinding met Zijn verbond in verleden, heden en toekomst te ontvouwen. In deze en de volgende verzen komt het Goddelijke “Ik” rond de vijfendertig keer voor, wat sterke nadruk legt op het persoonlijk handelen van God.

Die handelingen zijn allemaal gebaseerd op Zijn scheppingsmacht en Zijn verlossende genade. Voor ons, die staan in de vervulling van het verzoenend offer van Christus en de bediening daarvan aan ons door Zijn Heilige Geest, zijn Gods onherroepelijke zekerheden en beloften in dit gedeelte dubbel kostbaar.

Het handelen van God wordt in de Js 43:1-7 chiastisch weergegeven. Chiasme is een Hebreeuwse dichtvorm die een symmetrisch spiegelbeeld geeft met nadruk op het middelste gedeelte. De chiastische structuur in deze verzen is als volgt:

a. Js 43:1

---b. Js 43:2

------c. Js 43:3

------c. Js 43:4

---b. Js 43:5-6

a. Js 43:7

a. Het eerste en het laatste deel van dit gedicht, Js 43:1 en Js 43:7 (2 x a.), maken duidelijk dat Israël vanwege zijn speciale band met God Zijn genade zal ervaren. Hij is hun Schepper en zal hen daarom nooit verlaten.

b. Js 43:2 en de parallelle Js 43:5-6 (2 x b.) geven de bemoediging te mogen weten dat geen macht ooit het uitverkoren volk zal kunnen verdelgen.

c. Ten slotte maken Js 43:3 en Js 43:4 (2 x c.) als middelpunt duidelijk hoe kostbaar Israël is voor God. God zal altijd de losprijs betalen die nodig is om Zijn volk te verlossen. Wat een bemoediging!

De verandering van rechtvaardige verontwaardiging naar liefdevolle vertroosting en vertroostende beloften en verzekeringen is buitengewoon betekenisvol. Het laat zien dat het herstel niet kan worden bewerkt door enige verdienstelijke inspanning van de kant van het dwalende volk. Aan hun verschrikkelijke nood kan alleen worden tegemoetgekomen door Goddelijke genade.

De liefde van God is niet sentimenteel. Zijn liefde wordt nooit uitgeoefend ten koste van Zijn heiligheid en gooit het nooit op een akkoordje met Zijn gerechtigheid. De liefde die kastijdt, is van eerdere datum dan de kastijding. Hij heeft Zijn volk lief, voordat het afdwaalt waardoor Zijn kastijding nodig wordt.

In Zijn liefde heeft de HEERE hen geschapen. De uitdrukkingen die hier worden gebruikt, brengen ons terug naar de schepping (Gn 1:1; Gn 2:4-7). Dit maakt duidelijk dat dezelfde God Die de hemel en de aarde geschapen heeft, ook het volk Israël heeft geformeerd. Diezelfde God wil nu Zijn barmhartigheid betonen. Het ontstaan van Israël is een bovennatuurlijke handeling naar aanleiding van een voorgenomen raadsbesluit. Ook heeft Hij hen in Zijn liefde geformeerd.

Dit is een bovennatuurlijk proces dat Hij Zich eveneens had voorgenomen en waarvan Hij getuigt in Zijn handelingen met de aartsvaders en het nageslacht van Jakob. In Zijn liefde heeft Hij hen ook verlost. Steeds weer heeft Hij het volk eraan herinnerd dat niets anders dan Zijn directe macht hen uit Egypte heeft verlost. Ten slotte heeft Hij hen in Zijn liefde geroepen bij hun naam.

Het roepen bij de naam heeft in de Schrift de gedachte aan tederheid die zich verheugt in het bezit van de geroepene. Zo heeft Hij Zijn eigen schapen bij hun naam geroepen en uitgeleid (Jh 10:3). Schepping, verlossing en roeping zijn ook ons deel. Wij zijn geschapen in Christus Jezus (Ef 2:10), verlost door Zijn bloed (Ef 1:7) en geroepen door Zijn genade (Gl 1:15). De bemoediging “wees niet bevreesd” is gebaseerd op de bewijzen van Gods barmhartigheid in het verleden.

De HEERE belooft hun Zijn tegenwoordigheid als zij door het water en door rivieren gaan, wat herinnert aan hun gaan door het water van de Rode Zee en door de rivier de Jordaan (Js 43:2). Vervolgens verzekert Hij hen ervan dat Hij bij hen zal zijn als ze door het vuur van de ballingschap (Js 42:25) en de grote verdrukking gaan (vgl. Dn 3:25; Ps 66:12).

In dit verband spreekt water voor ons van gevaren die voortkomen uit omstandigheden van het dagelijkse leven, beproevingen van het geloof in de gewone dingen van het leven. Vuur spreekt van vervolging. Beide vormen kunnen in het leven van de gelovige voorkomen. Het zijn hindernissen die we op ons pad tegenkomen om ons in onze weg te blokkeren, maar waar de Heer ons doorheen helpt.

Het is Gods voornemen om de vrees uit ons hart te bannen en ons geloof te versterken door alles wat vervat is in de verzekering: “Want Ik ben de HEERE, uw God” (Js 43:3). Deze namen spreken van Zijn majesteit en de grootheid van Zijn oneindig Wezen en Zijn almachtige kracht. Hij is hun Verlosser. Maar als Hij hen verlost, doet Hij dat ook als “de Heilige van Israël”. Nooit handelt Hij in strijd met Zijn heiligheid en gerechtigheid; integendeel, Zijn handelen vloeit daaruit voort.

Voor de verlossing van Zijn volk betaalt Hij met andere volken. Als Kores Zijn volk laat gaan, geeft Hij hem er andere volken voor in de plaats. “Een goddeloze is losgeld voor de rechtvaardige” (Sp 21:18). Daarvoor moet Israël wel eerst rechtvaardig voor God staan. Hoe God dat bewerkt, zien we in de volgende hoofdstukken. Nooit zal Hij iemand iets schuldig zijn. Hij handelt zo ten gunste van Zijn volk omdat dit volk kostbaar is in Zijn ogen (Js 43:4). Hij schat het hoog in en heeft het lief boven andere volken. De gebruikte taal hier is die van een bruidegom tot zijn bruid.

Wat de HEERE doet, is een daad van pure genade, want het volk heeft het niet verdiend. Het is in zichzelf niet beter dan andere volken. Zo mogen we ook aan onszelf denken. We zijn “gerechtvaardigd” en “aangenaam gemaakt” voor God. Dat zijn we niet in onszelf, maar “in de Geliefde” (Ef 1:6b). De Vader heeft ons lief, zoals Hij de Zoon liefheeft (Jh 17:23).

De Js 43:5-6 geven aan dat de HEERE Zijn volk vanuit alle windstreken zal verzamelen en hen in Zijn land zal brengen. Dit zal in de eindtijd gebeuren. De heidenvolken ten noorden en ten zuiden van Israël gebiedt Hij om hen, die Hij “Mijn zonen” en “Mijn dochters” noemt, vanuit de uiterste plaatsen naar Zijn land terug te brengen. Als reden voor dit handelen herhaalt Hij de vertroostende boodschap van Js 43:1.

Hij vereenzelvigt Zich met hen door over hen te spreken als “ieder die genoemd is naar Mijn Naam” (Js 43:7). Het ziet zowel op identificatie in karakter met Hem Zelf als op bezit van Hem om Zijn heerlijkheid en genade tentoon te spreiden. Ze vormen Zijn bezit om Zijn eer uit te stralen.

Hij heeft hen “geschapen” in een daad van macht waardoor Hij hen als volk heeft doen ontstaan. Dat Hij hen heeft “geformeerd”, ziet op het proces van Zijn genade om wat Hij heeft geschapen zo te veranderen, dat het Zijn heerlijkheid weerspiegelt. Hij heeft hen ook “gemaakt” tot wat ze zijn, wat ziet op de voltooiing van Zijn Goddelijk werk. In deze drie handelingen zit een climax: scheppen, formeren, voleinden.

Deze drie aspecten zijn ook van toepassing op ons, christenen. Ze brengen de wonderen van Gods raadsbesluiten en macht en de rijkdom van Zijn genade tot uitdrukking. Hij heeft ons geschapen in Christus, Hij verandert ons door de werkzame kracht van de Heilige Geest en zal ons volmaken bij de komst van de Heer.

Copyright information for DutKingComments