Isaiah 44:11

De afgoden bespot

De hele boodschap van het voorgaande gedeelte is: ‘Vertrouw op Mij, de Rots, en niet op de afgoden.’ Steeds is het volk geneigd maar weer te gaan vertrouwen op de afgoden van de volken. In dit licht volgt in deze verzen in bloemrijke taal een van de treffendste van alle Goddelijke protesten tegen de afgoden en hun makers (vgl. Jr 10:1-16).

Er zijn twee dingen op te merken bij het onderwerp ‘afgoden’. Het ene is dat achter de afgoden demonen schuilgaan (Dt 32:17a; 1Ko 10:19-20; Op 9:20). Dat betekent dat het dienen van afgoden in werkelijkheid het dienen van demonen is. De beelden stellen concrete demonische machten, engelen van de satan, voor. Dit geldt ook en vooral voor het beeld dat de antichrist zal maken (Op 13:14-15).

Het andere is dat afgoden ‘niets’ zijn. Het zijn ‘ijdelheden’, ‘nietigheden’, dat wil zeggen ze stellen niets voor. Wie meent dat het beeld, het maaksel van mensenhanden, kan helpen, is een grote dwaas. Wie de hulp zoekt van de afgoden, zal zelf ook in chaos vervallen. Het wijzen op die dwaasheid, het aantonen van de bespottelijkheid ervan, zal voor hem die dat inziet, ook bevrijding uit de macht van de demonen bewerken.

De HEERE maakt die afgoden belachelijk. In tegenstelling tot Israël als Gods getuige geven de afgodsbeelden getuigenis van hun eigen onmacht (Js 44:9). Vanuit dit zelfgetuigenis wordt een vernietigende bespotting over de makers ervan uitgegoten. Wat een dwaasheid is het om je eigen god te fabriceren en daar dan iets van te verwachten (Js 44:10). Het is toch voor ieder weldenkend mens duidelijk dat een dood stuk materiaal niets kan bewerken (Js 44:11)? God schept de mens, maar deze mensen stellen het andersom: de mens schept met verspilling van al zijn krachten een god – een beeld van metaal of van hout – waarvoor hij het materiaal zelf bewerkt (Js 44:12-14).

Zo is de mens ook vandaag bezig zich een god te creëren naar eigen ‘afmetingen’. Niet de Bijbel is norm, maar de eigen beoordeling. De mens wil een god die aan zijn wensen beantwoordt, die zo handelt als hij voor juist houdt. Aan deze afgoderij maken we ons misschien meer schuldig dan we ons bewust zijn. Een god die alleen liefdevol is en het met het kwaad niet zo nauw neemt, is zo’n god van eigen makelij. Hetzelfde geldt voor een god die alleen kan oordelen en van wie geen medelijden te verwachten is.

God veroordeelt hier Israël, dat zich van zijn Maker heeft afgewend om te vervallen tot het heidense gebruik van afgoden. In de Js 44:15-17 zien we hoe hetzelfde stuk hout dient tot het voldoen aan zowel de natuurlijke als de godsdienstige behoeften van een mens. Het toont aan dat de zondige mens in zijn dwaasheid de bevrediging van beide behoeften op dezelfde manier najaagt. Het hele gedeelte staat vol van de activiteit van de mens. Ze werken hard, maar zonder verstand, want ze zijn “verduisterd in hun verstand” (Js 44:18-19; Ef 4:17-18).

Niemand van hen komt op het idee dat ze met opperste dwaasheid bezig zijn. Ze voeden zich met as, met iets waar alle leven uit verdwenen is, waar niets nuttigs meer in aanwezig is (Js 44:20). Ze merken niet dat ze zich met bedrog bezighouden. Het is duidelijk dat bidden tot deze beelden, die makelij van mensenhanden zijn, ijdel en nutteloos is.

Het is ermee als met zoveel mensen vandaag die zich ook gewillig door horoscopen en occultisme laten bedriegen, liever dan met de waarheid in aanraking te komen. Ze vragen zich eenvoudig niet af of het ook bedrog zou kunnen zijn. Als ze niet tot bekering komen, zullen ze hun leven niet redden en reddeloos en voor eeuwig verloren gaan.

Het gevaar van afgoderij is ook niet beperkt tot ongelovigen, want ook gelovigen worden gewaarschuwd voor dit gevaar: “Kinderen, wacht u voor de afgoden” (1Jh 5:21). Naast beeldendienst zijn er nog veel zaken die de plaats van de enige ware God kunnen innemen, bijvoorbeeld de Mammon, de god van het geld (Mt 6:24). Daarom klinkt de oproep de geldzucht te ontvluchten (1Tm 6:10-11).

Copyright information for DutKingComments