Isaiah 45:21-23

De afgoden en de HEERE

Net als in de Js 45:14-17 gaat het herstel van Israël gepaard met zegen voor de heidenvolken (Js 45:20). De volken die zijn ontkomen aan de oordelen over de wereld, zijn geen aanbidders van het beest geweest want die zijn allen door het oordeel weggevaagd (Op 14:9-11).

Het gaat hier niet om Israëlieten die ontkomen zijn aan de heidenvolken – wat “ontkomen aan de heidenvolken” zou kunnen suggereren –, maar om heidenen die ontkomen zijn aan de oordelen die over hen zijn gegaan. Zij worden opnieuw door God opgeroepen in een rechtszaak om een uitspraak te doen.

In het licht van die toekomstige zegen hervat God Zijn protest tegen hun afgoden en stelt opnieuw voor hoe dwaas het is om van een afgod verlossing te verwachten. Ook kunnen deze afgoden niets over toekomstige dingen zeggen, iets waartoe God hen weer uitdaagt om hun volkomen onvermogen daartoe duidelijk te maken (Js 45:21). Alleen Hij is daartoe in staat en niemand anders.

Hij alleen is zowel de rechtvaardige als de verlossende God. Als de rechtvaardige God moet en zal Hij de zonde oordelen. Als de verlossende God verlost Hij door Zijn Zoon, Die aan Zijn rechtvaardige eisen heeft voldaan door het oordeel te ondergaan voor ieder die belijdt een zondaar te zijn.

De God van Israël is de God Die de hemel en de aarde heeft geschapen. Daarom is Hij de enige ware God. Daarom ook is Hij de Enige Die in staat is om Israël te verlossen. Voor de heidenvolken is dit opnieuw een oproep om de God van Israël te erkennen en daarmee deel te krijgen aan de zegeningen van het vrederijk samen met het volk Israël (Op 14:6-7).

Bij de HEERE is gerechtigheid

De verklaring van God in de rechtszaak aangaande Zichzelf in het vorige vers wordt gevolgd door de bevelende uitnodiging aan de heidenvolken zich voor verlossing tot Hem te wenden (vgl. Mt 11:28). Daardoor zal men deel krijgen aan de zegeningen van het vrederijk (Js 45:22). Voor de derde keer verklaart Hij: “Ik ben God en niemand anders.” Na Zijn heerlijke voorstelling in Js 45:21 als “rechtvaardig God, een Heiland” Die Hij wil zijn voor Jood en heiden, verklaart Hij plechtig door het zweren van een eed dat het ogenblik komt dat Hij wereldwijd zal worden erkend als God (Js 45:23). Dat zal gebeuren in het duizendjarig vrederijk.

Het buigen van de knie spreekt van de erkenning van en onderwerping aan het gezag van de HEERE in tegenstelling tot het buigen van de knie voor de afgoden en het erkennen van hun gezag. De namen van de afgoden zullen worden uitgeroeid (Zc 13:2). De belijdenis met de tong geeft aan dat men instemt met de onfeilbaarheid en rechtvaardigheid van Zijn oordeel. Dat dit woord niet zal worden herroepen, wil zeggen dat er niet gefaald zal worden in het vervullen van wat is uitgesproken (vgl. Js 55:11).

Paulus haalt dit vers aan in verbinding met een kwalijke eigenschap van ons als gelovigen en wel dat wij anderen zo gemakkelijk beoordelen (Rm 14:10-12). Hij plaatst ons door dit vers van Jesaja als het ware nu al voor de rechterstoel van God. Als we denken aan de rechterstoel van God waar we straks voor zullen staan, zullen we graag nu leven alsof we er nu voor staan. Dan willen we graag nu, op dit moment, al rekenschap geven aan God.

Het resultaat van deze gedachte is dat we tot het oordeel zullen komen dat we elkaar niet (meer) moeten oordelen. Dat zullen we dan aan God overlaten. Ieder persoonlijk zal zich voor God buigen en Hem als God erkennen. Dat maakt ons erg klein. Uit een andere aanhaling die Paulus van dit vers doet, blijkt dat de Heer Jezus Degene is voor Wie elke knie zich zal buigen (Fp 2:10). Dit is weer een bewijs dat de Heer Jezus God is.

De grote erkenning in de toekomende dag is dat alles alleen bij en in de HEERE te vinden is (Js 45:24-25). Hij zal in al Zijn kenmerken, kracht en handelingen erkend en aanvaard worden. In deze verzen wordt herhaaldelijk de nadruk gelegd op Gods gerechtigheid als de basis van Zijn handelen. In Js 45:21 is het gerechtigheid en verlossing. Hier is het gerechtigheid en sterkte (Js 45:24). Sterkte komt alleen als we in gerechtigheid, op een rechtvaardige wijze voor Hem wandelen. Van alle kanten van de wereld zal men tot Hem komen, maar zij die tegen Hem zijn, zullen beschaamd staan.

Het nakroost van Israël zal gerechtvaardigd worden, niet door werken van de wet, maar “in de HEERE” (Js 45:25). Zij zullen vol vreugde in Hem hun Messias erkennen door hun verbinding met Hem. In Hem zullen zij zich beroemen en niet in hun eigen verhevenheid en kracht. En Israël zal een geestelijk nageslacht hebben, nakomelingen die allemaal gerechtvaardigd zijn op grond van het verzoenend offer op Golgotha.

Copyright information for DutKingComments