Isaiah 47:8

Het goddeloze karakter van Babel

In deze verzen wordt het goddeloze karakter van Babel verder beschreven. Het is een wellustige, zichzelf verheffende stad die zichzelf goddelijke eigenschappen heeft aangematigd. De uitspraak “ik ben het” (Js 47:8) kan alleen de HEERE doen, want het geldt alleen voor Hem (Ex 3:14). In het Nieuwe Testament blijkt duidelijk dat alles wat hier over Babel wordt gezegd, in onze tijd moet worden toegepast op de afvallige christenheid, met name de rooms-katholieke kerk (Op 18:7). Zij voelt zich geen weduwe, terwijl de ware gemeente zich wel zo voelt. De ware gemeente leeft in het besef van de afwezigheid van haar Man, de Heer Jezus. Ze mist Hem. Hij is immers niet zichtbaar aanwezig.

De roomse-katholieke kerk echter matigt zich in de persoon van de paus aan dat zij Christus op aarde vervangt, dat Hij aanwezig is. Ze mist Hem niet. Door haar valse voorstelling van zaken houdt ze geen rekening met Hem. In haar verdorvenheid wil ze invloed uitoefenen over de hele aarde. “Daarom zullen haar plagen op één dag komen” (Op 18:8a).

Babel meent dat haar toverijen haar zullen beschermen tegen rampspoed (Js 47:9). De HEERE lacht erom en spot ermee. Plotseling zal het onheil haar treffen. Kores heeft het land wel geleidelijk ingenomen, maar de stad is op één dag gevallen en ze is alles kwijtgeraakt: man, kinderen en heerlijkheid.

In haar dwaasheid meent ze ook dat niemand haar ziet (Js 47:10). Nog eens zegt ze in haar aanmatiging goddelijke eigenschappen te bezitten: “Ik ben het.”

Copyright information for DutKingComments