Isaiah 48:3-6

Vroegere en nieuwe dingen

Nu volgt een hernieuwde verklaring van de macht die God alleen heeft om zonder falen toekomstige dingen te verkondigen (Js 48:3-6). Maar er is een verschil met eerdere verklaringen van dit unieke kenmerk van God. In eerdere verklaringen (Js 41:22; Js 42:9; Js 43:9) is die verklaring een tegenstelling met de afgoden en de afgodendienaren in Israël (Js 46:9-10). Hier gaat het om de voorzegging van de HEERE met het oog op de afval en verharding van Israël.

Hij heeft verkondigd dat Hij de verlossing zal brengen (Js 48:3). Maar het volk heeft de nek niet willen buigen om Hem te gehoorzamen. In hun gedachten is geen plaats voor Hem (Js 48:4). Als Hij, terwijl het volk in zo’n toestand is, toch de aangekondigde verlossing zou volbrengen, zou het nog kunnen gebeuren dat het volk die zou toeschrijven aan de afgoden van Babel (Js 48:5).

Wat voor de getrouwen een bemoediging is, dat Hij hen zal verlossen, is voor de hardnekkigen een waarschuwing. God zegt de hardnekkigen wat Hij gaat doen, opdat ze het niet in hun hoofd zullen halen de verlossing aan de afgoden toe te schrijven. Hij waakt voor Zijn eer. Hij wil dat ze erkennen dat Hij het is Die het doet (Js 48:6a).

Verder zal de HEERE hun dingen laten zien die Hij nieuw schept, niet dingen die Hij lang geleden geschapen heeft (Js 48:6b-8). De mens is zo slecht, dat hij de kennis die God hem geeft van wat Hij gaat doen, kan misbruiken om wat Hij doet alsnog aan de afgoden toe te schrijven. Die nieuwe dingen hebben betrekking op de bevrijding van Israël uit de macht van Babel. Hij zal die plotseling bewerken.

De HEERE zegt dit alles omdat Hij het hart van Zijn volk kent. Als Hij Zijn volk het loon zou hebben gegeven dat ze verdienen, zou Hij hen hebben verdelgd. Maar Hij kan Zijn barmhartigheid niet verloochenen. Ter wille van Zichzelf heeft Hij Zich bedwongen en hen niet uitgeroeid (Js 48:9). De zware ballingschap, evengoed als de nog toekomstige grote verdrukking en de tegenwoordige bittere ervaringen, zijn een louteringsproces (Js 48:10). Hij heeft hen “gelouterd, maar niet als zilver”, want hun waarde gaat die van zilver ver te boven.

De ballingschap heeft hen gezuiverd van afgoderij. Maar daar hun hart niet gereinigd is, hebben zij Christus verworpen. Het huis van Israël is leeg en geveegd en versierd, waarin de demon van de afgoderij zal terugkeren met “zeven andere geesten, … bozer dan hijzelf” (Mt 12:43-45). Ook daarvan moet Israël gereinigd worden. Daartoe zendt God de grote verdrukking. Ook moet de prijs voor de verlossing worden betaald. Het betalen van die prijs is wat de HEERE in dit gedeelte als nieuwe dingen heeft aangekondigd. Dat zal in het volgende deel, Jesaja 49-57, worden toegelicht.

Dit genadige doel staat de Heer voor ogen in de beproevingen die ons deel zijn. Het zal ons in staat stellen om Zijn liefde en genade te waarderen die we daarin ervaren en Hem ervoor te prijzen. We blijven dan bewaard voor wanhoop. Hij wil slechts alle ‘slakken’, het vuil, uit ons geloofsleven verwijderen en ons geloof, dat met goud wordt vergeleken, zuiver goud maken (1Pt 1:7; Zc 13:9).

Aan dit reinigingsproces zal een einde komen en een gezegend resultaat laten zien. Hij zal het doen “omwille van Mij, omwille van Mij”, waarbij de herhaling het grote belang van dit feit onderstreept (Js 48:11). En wat zal Hij doen? Hij zal Zijn volk bevrijden. De tegenstanders van de HEERE en Zijn volk zullen nooit enige grond vinden om God en Zijn handelingen te beschimpen. Zijn wegen en Zijn handelingen vormen Zijn heerlijkheid die nooit zal worden opgegeven. Alle eer zal alleen aan Hem toekomen en gegeven worden.

Copyright information for DutKingComments