Isaiah 49:14-26

De HEERE vergeet Zijn volk niet

Het lijkt alsof het volk dit alles niet kan geloven. Ze klagen erover dat de HEERE hen heeft verlaten in de tijd van de verdrukking die aan de hiervoor beschreven terugkeer voorafgaat. De lange periode van lijden heeft het volk dat gevoel gegeven (Js 49:14). De verdrukking is rechtvaardig, hun klacht is dat niet. Op de klacht volgt tot vertroosting een uiteenzetting en verzekering van Gods liefde. Die liefde is niet alleen net zo groot als die van een moeder voor haar kind, maar gaat daar nog ver bovenuit ook (Js 49:15). Dat een moeder haar zuigeling vergeet, is moeilijk voorstelbaar; dat de HEERE Zijn volk vergeet, is volledig onvoorstelbaar.

Verre van Sion – dat wil zeggen haar inwoners – te vergeten, heeft Hij hen onlosmakelijk aan Zich verbonden en staat Hij met Zijn handelingen voor hen garant (Js 49:16). De Joden hadden een gewoonte om in hun handen of ergens anders het merkteken van de stad en de tempel te zetten als teken van hun toewijding en tot voortdurende herinnering. God neemt in Zijn genade dit beeld over om hun zekerheid te geven. Hij heeft hen in Zijn handpalmen gegraveerd.

Met één hand heeft Hij de aarde gegrondvest (Js 48:13), maar Zijn geliefd volk heeft Hij met Zijn beide handen omgeven (vgl. Jh 10:28-29). Het spreekt zowel van absolute zekerheid, veiligheid en geborgenheid als van het feit dat Hij voortdurend voor hen aan het werk is. Die handen zijn eens voor ons doorboord toen Hij gekruisigd werd. Het spreekt van een volkomen liefde. Daaraan mogen we telkens denken als Hij ons Zijn handen toont (Jh 20:19-29).

In de oudheid was het de gewoonte om de naam van de meester te graveren in de hand van zijn slaven. De slaaf was daardoor onlosmakelijk verbonden met zijn meester. Hier is het andersom. God heeft Zich onlosmakelijk aan hen verbonden. Hij denkt onophoudelijk aan hen en is altijd voor hen bezig. Ze moeten niet denken dat de zaak Hem uit de hand loopt, want zij zijn altijd in Zijn hand. De muren van Sion, hoe verwoest ze ook door de vijand zijn, ziet Hij altijd voor Zich in hun volmaakte, toekomstige staat.

Het in de handpalm gegraveerd zijn veronderstelt de nauwste vereniging met Hem Zelf. Het ziet op Zijn onveranderlijke liefde en op Zijn voortdurende denken aan ons in alles wat Hij voelt en doet. Graveren in de handpalm is ook een uiterst pijnlijke zaak. Hij heeft de pijn op het kruis ervoor over gehad om ons zo met Zich te verenigen.

In al Zijn handelingen denkt Hij aan ieder van de Zijnen. In ons ongeloof en onze vergeetachtigheid verliezen we vaak uit het oog hoe kostbaar we voor Hem zijn in Christus. Gods liefde vindt haar volheid in de liefde van Christus. Die liefde vernemen we als Hij Zijn hart hierover uit tegenover Zijn discipelen. Hij zegt tegen hen: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, heb Ik u liefgehad; blijft in Mijn liefde” (Jh 15:9).

Verwondering

Deze verzen bevestigen opnieuw de belofte van de uiteindelijke vergadering van de verstrooide verworpenen van het volk terug in hun land. Er vindt een wisseling van de bevolking plaats. De oorspronkelijke bevolking trekt met snelheid het land binnen, en zij die het land hebben veroverd en verwoest, trekken weg (Js 49:17). De kinderen van wie Sion heeft gedacht dat ze verloren zijn, komen in menigte terug (Js 49:18). Zij zullen als een versiering voor het land zijn, op dezelfde wijze als een bruid versierd is voor haar man.

De reden, aangegeven door “want” (Js 49:19), dat de verslinders ver weg verdreven worden, is dat er geen ruimte genoeg zal zijn voor al haar inwoners. Zo talrijk zal het volk zijn, dat er ruimte moet worden gemaakt (Js 49:20). Het volk van Sion is in ballingschap gegaan, de stad is verlaten en eenzaam geweest (Js 49:21). Nu is ze omgeven door een menigte van haar kinderen. Met de "verbannen" kinderen kunnen wel de twee stammen bedoeld zijn en met de "verdreven" kinderen de tien stammen. Verwonderd vraagt ze zich af waar ze zijn geweest en waar ze toch vandaan komen. Het antwoord wordt in de volgende verzen gegeven.

Soms maakt de Heer de bedoeling van Zijn handelingen niet openbaar. Hij beproeft daarin ons geloof en laat ons wachten tot de door Hem bepaalde tijd is aangebroken om Zijn handelingen en de betekenis daarvan bekend te maken. De vreugde is veel groter wanneer de ontvouwing komt, dan wanneer er geen duistere omstandigheden zouden zijn geweest. Ook de heerlijkheid van Zijn genade zal veel groter zijn.

Wie de HEERE verwachten

Vanaf Js 49:22 tot het eind van het hoofdstuk geeft de HEERE antwoord op de verbaasde vragen die bij Sion zijn opgekomen in het vorige vers. Hij laat zien hoe de menigten verstrooide Israëlieten zullen worden bevrijd uit hun ballingschap en van hen die hen onderdrukten en hoe Hij hen in hun land zal brengen. Het kan hier niet gaan om de terugkeer van een klein overblijfsel uit de Babylonische ballingschap. Ook gaat het niet alleen over een uiterlijke terugkeer naar het land, maar ook over een innerlijke omkeer tot de HEERE door geloof in de Verlosser. Wat hier wordt beschreven, zal in de eindtijd plaatsvinden.

De HEERE zal heidense naties gebruiken om deel te nemen in het ten uitvoer brengen van deze verzameling van Zijn volk. Daartoe zal Hij Zijn hand opheffen (Js 49:22). Het opheffen van de hand veronderstelt een bepaald teken waardoor de volken weten wat ze moeten doen. Het verheffen van een banier komt vaker voor in Jesaja (Js 5:26; Js 11:10; 12; Js 18:3; Js 62:10). Het heeft met strijd te maken. Als Hij Zijn banier omhoogsteekt, gaat het om een strijd waarmee Hij te maken heeft en staat tegelijk de uitkomst vast.

De heidenvolken zullen de zonen en dochters in hun armen en op hun schouders terugbrengen. Koningen en vorstinnen zullen zich toewijden aan de zorg voor Gods volk (Js 49:23). Zij die zelf voorwerpen van eerbetoon zijn, zullen dit volk hun eer betonen. Ze zullen zich daarbij niet als grootmoedige weldoeners opstellen, maar zich aan dit volk onderwerpen tot in het stof, wat een totale omkering van de situatie zal zijn. Tot deze dienst van het reinigen van de voeten zullen zij worden gedwongen. Voor ons geldt dat we het voorbeeld van de voetwassing door de Heer Jezus navolgen en elkaar de voeten wassen zoals Hij dat bij Zijn discipelen heeft gedaan (Jh 13:1-17). Het betekent dat wij elkaar in nederigheid zullen dienen.

Vroeger hebben de machthebbers van de wereld dit volk tot in het stof vernederd, maar nu zijn zij vernederd tot in het stof (Mi 7:17). Zo diep zullen de vijanden zich ook bukken voor de Messias (Ps 72:9), waardoor weer blijkt hoezeer het volk met zijn Messias is verbonden. Israël had een zegen moeten zijn voor de volken. Als ze dat uiteindelijk zullen zijn, zullen de heidenvolken door de HEERE worden gebruikt om Israël te zegenen.

In dit alles zal Sion de HEERE en Zijn wegen erkennen. Ze zullen de geweldige vertroosting ontdekken dat zij die de HEERE verwachten, niet beschaamd worden. Dit is meer negatief, terwijl Jesaja 40 meer positief is, waar aan verwachten ‘kracht’ wordt gekoppeld (Js 40:31). Hier gaat het om de oefening van het geduld, het volharden te midden van moeilijkheden en tegenstand, tot de tijd van de HEERE om te bevrijden is gekomen.

We verwachten het voor nu van Hem in het gebed. We wachten op Hem voor de toekomst. Daarbij mogen we het zekere vertrouwen hebben dat de huidige omstandigheden van beproeving en verdriet zullen veranderen in blijdschap en gekenmerkt zullen zijn door vrede. Deze verandering kan alleen plaatsvinden door de directe en openbare tussenkomst van de Heer Zelf.

De HEERE: hun Redder en Verlosser

In deze verzen gaat het over de tirannen met al hun macht en boosaardige bedoelingen. De retorische vraag in Js 49:24 heeft twee delen. Het eerste deel, het ontnemen van de buit aan de sterke, gaat niet alleen over Babel, maar geldt ook in de toekomst voor de Assyriër, de koning van het noorden, en voor de beide beesten van Openbaring 13 (Op 13:1-10; 11-18).

Het tweede deel, het ontkomen van de gevangenen, gaat niet over wettig gevangenen, maar over hen die aan de HEERE toebehoren en in de toekomst uit de hand van de antichrist zullen worden gerukt, die onder invloed van de satan erop uit is de getrouwen om te brengen. Ook gaat het hier om hen die het overblijfsel van de verloren tien stammen vormen en die dan door de volken teruggegeven zullen worden.

De zekerheid wordt gegeven dat de HEERE Zelf hiervoor zal zorgen (Js 49:25). Dit zal gebeuren als de Heer Jezus voor de tweede keer verschijnt. Dan zal de hele wereld ontdekken en erkennen dat de HEERE de “Heiland” en “Verlosser” van Israël is, “de Machtige van Jakob” (Js 49:26).

Alle pogingen van de Verenigde Naties om vrede en veiligheid op aarde te vestigen, hoe goed de bedoelingen ook mogen zijn, zijn gedoemd te falen. De laatste grote strijd in de wereld, waarin het Joodse vraagstuk de centrale plaats zal innemen, zal de vervulling van de Schriften duidelijk maken. Die vervulling bestaat daaruit dat gerechtigheid alleen op aarde kan worden gevestigd door de persoonlijke komst van Christus in oordeel over de vijanden van God en in de bevrijding van Zijn volk.

Copyright information for DutKingComments