Isaiah 5:26

Het volk uit de verte

Met een tweevoudig “daarom” (Js 5:24-25) volgt Gods onherroepelijke oordeel. De wijngaard (Js 5:1-7) blijkt totaal verdorven te zijn. Er is maar één remedie: het totale oordeel. Het Goddelijk oordeel over dit alles wordt vergeleken met een “vuurtong” (Js 5:24), een tong van vuur, die alles waarop zij zich beroemen, zal oplikken alsof het “stoppels” en “stro” is. In dezelfde zin “zal hun wortel vermolmd zijn” en geen levenskracht bezitten om de vruchtboom boven de grond vrucht te laten dragen. Daardoor zal “hun bloesem”, hun pracht en de belofte van vrucht, “opstuiven als stof”. Er komt geen vrucht tevoorschijn en er blijft niets over van wat leek een oogst te gaan worden.

Dit oordeel zal hen treffen omdat ze “de wet van de HEERE van de legermachten afgewezen hebben en het woord van de Heilige van Israël verworpen hebben”. Ze hebben de wet, het geschreven woord van de HEERE, en de mondelinge uitspraken van de Heilige van Israël bij monde van Zijn profeten met verachting behandeld. De titel “de Heilige van Israël”, die door Jesaja regelmatig wordt genoemd, maakt op bijzondere wijze de enorme afstand duidelijk die er is tussen de zonde van de mens en de heiligheid van God.

Hun afwijzing van Hem heeft Zijn toorn doen ontbranden (Js 5:25). Omdat ze Hem hebben afgewezen, zal Hij een machtige vijand op hen, Zijn volk, afsturen. Door die vijand strekt Hij Zijn hand tegen hen uit om hen te slaan, dat is hen te tuchtigen. De doornhaag en de muren van de wijngaard worden verwijderd waardoor deze vijand ongehinderd kan komen om hen te verwoesten, zoals dat in Js 5:5 in het lied van de wijngaard is gezegd.

Het doormarcheren van deze vijand – Assyrië, profetisch de koning van het noorden – zal de bergen doen sidderen. Door zijn aanvallen zullen de straten vol lijken liggen alsof het vuilnis is. En dat is nog niet het einde van de oordelen. Het volk zal nog heftiger geslagen worden. Daarom “keert Zijn toorn zich niet af; en nog is Zijn hand [tegen hen] uitgestrekt” (Js 5:25b), een uitdrukking die de voortgang van Gods oordeel beschrijft (Js 9:11; 16; 20; Js 10:4).

In de Js 5:26-30 volgt een beschrijving van het binnenvallen van de Assyriërs. De beschrijving ziet ook op de inval van de koning van het noorden in de eindtijd (Dn 11:40). De HEERE geeft het startsein voor het optrekken van de vijand. Hij heft een banier op als teken voor de vijand om naar Jeruzalem te trekken en als Zijn leger tegen Zijn afvallige volk te strijden (Js 5:26). Wat een verandering vergeleken met de tijd dat Hij hun “Banier” was (Ex 17:15)! Zoals een bijenhouder zijn bijen tot zich fluit, zo zal de HEERE de legers van de vijand als Zijn bijen (Js 7:18) bijeenverzamelen. Ze zullen komen, haastig en snel.

Het is een onvermoeibaar leger omdat het door de HEERE van bovenmenselijke kracht is voorzien (Js 5:27). Ze hebben geen behoefte aan slaap of rust. Van indutten is geen sprake. Materiaalpech zal niet voorkomen. Wat de HEERE bij Zijn volk in de woestijn deed, doet Hij hier bij het leger dat Hij op Zijn volk afstuurt (vgl. Dt 8:4).

Het is een leger dat volledig op zijn taak berekend is, met soldaten die de wapens voor direct gebruik in de hand hebben (Js 5:28). Ze gaan razendsnel en zonder angst en zonder mededogen te werk. Het leger valt aan als een leeuw, brult, grijpt zijn prooi en sleept die weg (in gevangenschap) zonder dat er enige mogelijkheid is om te ontkomen en zonder dat iemand te hulp kan komen (Js 5:29).

De uitdrukking “op die dag” laat zien dat de gebeurtenissen die toen aanstaande waren, zich in de toekomst zullen herhalen en dan tot een definitief resultaat zullen voeren. Het “grommen, als het grommen van de zee” (Js 5:30) is een aanduiding voor de voorttrekkende legers die als overstromende wateren het land in bezit nemen (vgl. Js 8:7; Dn 9:26). Voor Gods volk zal er in die dag alleen “duisternis [en] benauwdheid” zijn, zonder uitzicht op licht. “Wat zal voor u die dag van de HEERE zijn? Duisternis zal hij zijn en geen licht!” (Am 5:18).

Copyright information for DutKingComments