‏ Isaiah 50:7

De gehoorzame Knecht

Hier komen we bij de derde van de vier profetieën over de Knecht van de HEERE (Js 50:4-9). In de eerste profetie (Jesaja 42) hebben we Hem gezien als de Uitverkorene en in de tweede als de Verworpene (Jesaja 49). In deze derde zien we Hem als de afhankelijke Knecht, Die gehoorzaam is tot de dood, ja, tot de kruisdood (Fp 2:7-8). Dat staat in tegenstelling tot het volk waarin niemand gehoorzaam is, waarin niemand is die luistert (Js 50:2). Nu wordt het volk opgeroepen om het voorbeeld van deze volmaakte Knecht na te volgen en naar Hem te luisteren.

In dit gedeelte worden vier keer de namen "Heere HEERE" (Adonai Jahweh) genoemd (Js 50:4; 5; 7; 9). Deze namen worden uitgesproken door de Knecht van de HEERE. Elke keer staat Adonai voorop. Adonai ziet op verheven gezag en eigendomsrecht. Deze naam wordt alleen gebruikt als er uiterste eerbied tot uitdrukking moet worden gebracht. Hier zien we hoe de Heer van de heerlijkheid de plaats inneemt van de volmaakte Knecht en de HEERE Adonai noemt, Mijn Heer en Meester.

In Js 50:4 volgt in de woorden van Christus Zelf een beschrijving van Zijn getuigenis als de Gezondene. De "Mij" in dit vers is geen andere Persoon dan de "Mij" in de vorige verzen. Het is Christus, Die een is met God en Mens is geworden. Uit het volk heeft niemand geantwoord toen God riep, zoals in Js 50:2 staat, totdat Hij komt. Dan is er Iemand Die luistert als God roept. Hij spreekt over Zijn gehoorzaamheid aan Hem Die Hem heeft gezonden, over Zijn lijden en over Zijn rechtvaardiging.

God spreekt tot de profeten door speciale en tijdelijke openbaringen, door gezichten en dromen. Dat is met de Knecht van de HEERE anders. Hier ontvouwt Hij het geheim van Zijn innerlijke leven in de dagen van Zijn verblijf op aarde en de geheime bron van Zijn dienst en wegen. Wat Hij hier zegt, ademt de vreugdevolle nederigheid en vernedering van de ware Leerling.

Hij “nam toe in wijsheid” (Lk 2:52). In de dagen van de vervulling van deze profetie zegt Hij:

“Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem Die Mij heeft gezonden” (Jh 7:16) en:

“Ik spreek, zoals de Vader Mij heeft geleerd” (Jh 8:28) en:

“Wat Ik bij Vader gezien heb, spreek Ik” (Jh 8:38) en:

“De Vader Die Mij heeft gezonden, Die heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet” (Jh 12:49; Jh 14:10; 24).

Hoe Hij de moede ondersteunt met een woord, lezen we in de evangeliën. Zijn woorden zijn "woorden van de genade" (Lk 4:22). We horen ze zowel in Zijn openbare dienst (Mt 11:28) als in de troost die Hij geeft aan een weduwe, aan een zieke, aan een wanhopige en aan een door de wind en golven bedreigde. In de morgen onderwijst Zijn Vader Hem hierover.

De Heer Jezus luistert altijd naar de stem van Zijn Vader. Daar begint Hij de dag mee (Mk 1:35) en dat is de hele dag Zijn houding, Hij "was [steeds in] gebed" (Ps 109:4b). Hij is hierin een voorbeeld voor ons. Het is Zijn vreugde te kunnen zeggen: “Hij heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem welbehaaglijk is” (Jh 8:29).

Alleen als we dag aan dag op Zijn stem letten, kunnen wij Zijn wil volvoeren en zijn we in staat om met de apostel te zeggen dat “wij er ook een eer” in stellen “Hem welbehaaglijk te zijn” (2Ko 5:9). Dit is de sleutel van alle dienst voor de Heer. Eerst volgen, dan gezonden worden.

Js 50:5 geeft Zijn volmaakte gehoorzaamheid aan. Hij luistert niet alleen, Hij gehoorzaamt ook. Als er wordt gesproken over de oren van de Heiland, heeft dat te maken met de volkomen toewijding aan de wil van de Vader. De Heer Jezus weet al het lijden dat over Hem zal komen en toch gaat Hij met onwrikbare standvastigheid, zonder weerspannigheid, Zijn weg naar het kruis.

We lezen van Hem dat de HEERE Hem Zijn “oren doorboord” heeft, ofwel “geopende oren” gegeven heeft (Ps 40:7; vgl. Hb 10:5). Dat wijst erop dat Hij Mens is geworden om te kunnen gehoorzamen en te kunnen sterven. Hier (Js 50:5) lezen we dat de HEERE Hem “het oor geopend” heeft. Dat spreekt van Zijn leven op aarde dat ook door gehoorzaamheid gekenmerkt wordt. Ten slotte is er ook nog sprake van het doorboren van het oor van de Heer Jezus in het beeld van de Hebreeuwse slaaf (Ex 21:5-6). Dat ziet op het einde van Zijn dienst en leven op aarde, die ook gekenmerkt worden door gehoorzaamheid. Tevens spreekt dat ervan dat Hij eeuwig slaaf zal zijn (Lk 12:37).

Js 50:6 verwijst naar wat de mensen met Hem zullen doen (Mt 26:67; Mt 27:30; Mk 15:19; Lk 22:63). De profeet beschrijft in treffende details wat de Heer Jezus als Knecht heeft verdragen, in het bijzonder aan het einde van Zijn dienst op aarde. Hij heeft het verdragen, zonder te wankelen (Lk 9:51), omdat Hij weet dat God Hem zal helpen en dat Hij niet beschaamd wordt (Js 50:7). Zoals God Israël (Js 43:2; 5; Js 44:2) en Kores (Js 45:1; 5) heeft geholpen, zo zal Hij ook Zijn unieke Knecht helpen. Daarom heeft de Knecht Zijn gezicht “gemaakt als hard gesteente”, wat spreekt van Zijn volmaakte volharding in afhankelijkheid. Hij weet dat Hij niet beschaamd zal worden, want Hij geeft alles over aan Hem Die rechtvaardig oordeelt.

Zijn voorbeeld is een aansporing voor ons om na te volgen als we geroepen worden om zware tegenstand te verdragen, zodat we met een standvastig voornemen de opdracht vervullen die de Heer ons heeft toevertrouwd. Wij kunnen nooit lijden zoals Hij, maar ons leven en getuigenis kunnen de kenmerken dragen die ook bij Hem aanwezig zijn geweest in Zijn leven op aarde.

Wij moeten “door veel verdrukking het koninkrijk van God … binnengaan” (Hd 14:22). Maar lijden ter wille van Hem maakt alles tot heerlijkheid en vreugde (1Pt 4:13-14). Hij heeft met vreugde naar de toekomst gekeken (Hb 12:2) en dat mogen wij ook. Het voornemen van de Vader is ons zo’n vertrouwen te geven in Hem en de zekerheid van Zijn hulp, dat we vrij zullen zijn van elke neiging tot wanhoop onder het gewicht van de moeilijkheden. Als we het pad van gehoorzaamheid bewandelen, kunnen we altijd zeker zijn van hulp op dit moment en van bevrijding en overwinning op Zijn tijd en wijze.

Copyright information for DutKingComments