Isaiah 54:6

Ontferming

Het gedeelte dat nu volgt, staat vol van de tederste beloften en vertroostingen. We lezen over de “eeuwige goedertierenheid” (Js 54:8) van de HEERE en van Zijn “grote barmhartigheid” (Js 54:7) op grond van Zijn verbond en de heerlijke toekomst die voor het volk in het verschiet ligt. Israël hoeft niet langer te vrezen, want het volk zal niet meer beschaamd staan (Js 54:4).

Het leek erop dat zij voor altijd verlaten was, maar dat zal schijn blijken te zijn. Ook de schande van haar weduwschap zal worden weggenomen. Als verlatene en weduwe zal zij hersteld worden, ze zal weer worden aangenomen en ze zal weer getrouwd worden. Haar toekomst zal zo vreugdevol zijn, dat ze de schande van haar jeugd zal vergeten, dat is de tijd van haar slavernij in Egypte. Daar is ze als een maagd die door de HEERE aan Zichzelf is verbonden met een verbond van liefde (Jr 2:2; Ez 16:60).

Ze zal zich ook niet meer de smaad van haar weduwschap herinneren, dat is de tijd van haar ballingschap in Babel (Jr 51:5), want haar “Man” is niemand anders dan haar “Maker” (Js 54:5). Hij Die haar Man is geworden, heeft haar ook doen ontstaan. Haar Schepper is een liefdesbetrekking met haar aangegaan. Hij is “de HEERE van de legermachten”, Die de hemelse en aardse legermachten opdraagt wat ze moeten doen.

Hij is ook hun “Verlosser” aan Wie de hele aarde toebehoort en Die daardoor ook in staat is haar van al het nodige te voorzien. Hij is haar Losser, Die haar heeft vrijgekocht uit de macht van al haar vijanden, haar het erfdeel teruggeeft en Zich met haar in de echt verbindt. Hij is wat Boaz voor Ruth was, de Losser, Die ook haar Man is (Ru 4:1-13; Hs 2:15).

Haar relatie met Hem heeft zwaar te lijden gehad vanwege haar ontrouw. Maar de HEERE zal haar terugroepen naar Zichzelf (Js 54:6). Hij neemt haar terug, zoals een man de vrouw terugneemt die hij in zijn jeugd liefhad. Ze heeft Hem mishaagd, maar zij is niet als een gehate. De HEERE ziet de tijd waarin Hij haar heeft moeten verlaten, de tijd van haar ballingschap die voor haar een lange tijd leek (Kl 5:20), als “een klein ogenblik” (Js 54:7).

Het mag voor het overblijfsel een lange tijd lijken, er komt een nog veel langere periode, een “eeuwige goedertierenheid” (Js 54:8), waarin ze Gods “grote barmhartigheid” zullen genieten (Ps 30:6a; vgl. 2Ko 4:17). Dat staat tegenover het korte moment waarop God Zijn toorn uitstort.

Copyright information for DutKingComments