Isaiah 55:2

Uitnodiging

Nadat het werk van de Knecht is volbracht (Jesaja 53), kunnen de zegeningen van het nieuwe verbond rijkelijk tot Israël komen (Jesaja 54). De zegeningen stromen dan zo overvloedig, dat ze tot buiten de grenzen van Israël stromen. Voor Israël geldt dat deze dag een dag van blijde boodschap is. Daarom mogen zij zich niet stilhouden (vgl. 2Kn 7:9) en moeten ze de zegeningen doorgeven. Ze nodigen anderen uit (Js 55:1).

De profeet doet nu een uitnodiging om te komen en deel te nemen aan de geestelijke voorziening die de HEERE heeft getroffen voor hen die zich gewillig afwenden van hun eigen plannen en handelingen om ijverig naar Zijn stem te luisteren. De uitnodiging begint met de uitroep “o” – Hebreeuws hoy. Deze uitdrukking wordt meestal gebruikt voor een rouwklacht of een oordeel, maar is hier positief en is een uitroep voor hen die geestelijk ver weg zijn. In de oproep in Js 55:1 klinkt drie keer de uitnodiging “kom” – Hebreeuws halach, letterlijk ‘ga’.

De eersten die worden geroepen zijn “alle dorstigen”. Dat wijst, zoals de verzen daarna ook laten zien, op iedereen, zowel de nog verstrooide Israëlieten als alle heidenvolken in de toekomst. De enige voorwaarde om te mogen komen is het hebben van dorst. Dorst is het verlangen naar God (Ps 42:3a). In onze tijd is het op onszelf van toepassing.

Tot de dorstigen klinkt de uitnodiging: “Kom tot de wateren.” Tot welke wateren? Waarheen moeten ze gaan? Het antwoord is: naar de Rots, dat is Christus (1Ko 10:4). Nu de Rots geslagen is (Js 53:10), stroomt het water rijkelijk en kunnen allen die dorst hebben naar de Rots gaan om water te ontvangen (Jh 7:37).

Het tweede “kom” horen we in de uitnodiging om te kopen en te eten, “kom, koop en eet”. Hoe moet dat? Hoe is het heil te verkrijgen? Door te kopen, dat wil zeggen dat er een persoonlijke daad mee gemoeid is. Dat betekent niet dat er een eigen prestatie en goede werken geleverd moeten worden, want het vervolg luidt “koop zonder geld”. Het is echter niet gratis, want de prijs is door een Ander, namelijk de Knecht van de HEERE, betaald. Het is een prijs die zo hoog is, dat niemand anders dan Hij die kon betalen (Ps 49:8-9).

De derde keer is, letterlijk, “kom, koop … wijn en melk”. Wat moeten ze kopen? Wijn en melk. Wijn spreekt van de vreugde van het heil. Voor Israël en de volken in het vrederijk zijn het de zegeningen van het nieuwe verbond, waaronder vergeving van zonden en nieuw leven. Melk spreekt dan van geestelijk voedsel, namelijk het Woord van God dat het nieuwe leven nodig heeft om te groeien (1Pt 2:2).

Het is duidelijk dat het niet gaat om letterlijk water, wijn en melk. Het zijn beelden van hogere dingen dan natuurlijke producten. De ware spijs en de ware drank zijn het vlees en het bloed van de Heer Jezus die Hij aan het kruis heeft gegeven voor het leven van de wereld (Jh 6:51). De HEERE biedt het levenswater aan om niet (Op 22:17b). De geestelijke betekenis van water is genoemd in Jesaja 44, waar verwezen wordt naar de Heilige Geest (Js 44:3; vgl. Jh 7:38-39). Ook de wijn is eerder genoemd (Js 25:6-7) en is een beeld van de vreugde (Ps 104:15). Zo moeten we ook de vermelding van melk begrijpen (zie de vorige alinea).

Er kan gekocht worden “zonder geld, zonder prijs”. Dit is allemaal Goddelijke genade. Het bezit van geestelijke zegeningen is vanuit het oogpunt van de ontvanger alleen afhankelijk van het gevoel van nood en een bereidheid om ze te aanvaarden. Het kopen zonder geld veronderstelt een geestelijk failliet. Er wordt niets meer verwacht van eigen inspanning (Rm 11:6). Israël heeft geld en werk in afgoden geïnvesteerd. Vandaar het ernstige beroep dat tot uitdrukking wordt gebracht aan het begin van het hoofdstuk in de uitroep “o”. Deze uitroep is niet slechts een uitnodiging, maar werpt licht op de staat van zaken van hen die hun eigen belangen najagen in plaats van te luisteren naar de stem van de HEERE.

De HEERE vervolgt Zijn oproep met de genadige woorden van Js 55:2. De voldoening van de ziel wordt verkregen via de gehoorzaamheid van het geloof. Als we ijverig naar de stem van de Heer luisteren en Zijn wil doen, kunnen we ware geestelijke vreugde genieten. Vaak twijfelen we om Hem te gehoorzamen. Wij geven dan veel tijd en energie aan dingen die ons wel bezighouden, maar geen voedsel zijn voor de ziel, die niet het ware brood voor het hart zijn.

Wat God hier zegt, gaat verder dan alleen tegemoetkomen aan onze nood. Hij wil ons een overvloedige voldoening geven. Dit is “de rijkdom van Zijn genade” (Ef 1:7). Dan vraagt Hij Zijn volk hun oor tot Hem te richten om te luisteren en bij Hem te komen, opdat hun ziel zal leven (Js 55:3). Iets dergelijks zegt Hij ook tegen de gemeente in Laodicéa (Op 3:20).

De oproep “kom” in Js 55:3 is de vierde oproep om te komen, na de drie keer in Js 55:1. Het is nu: “Kom tot Mij.” Nu is het duidelijk. De geslagen Rots, waaruit water komt, en de overvloedige wijn en melk, verwijzen naar en zijn verkrijgbaar bij een Persoon, een Verkoper Die zonder geld verkoopt. Die Persoon is de Knecht van de HEERE, opgestaan uit de doden, Wiens werk is volbracht en Die nu de bron is van alle genade, de bron van al Gods zegeningen.

Hoewel er in deze eerste drie verzen veel is wat op het evangelie kan worden toegepast, is het in de eerste plaats een oproep aan hen die geestelijk ver weg zijn. Het gaat om zielen die herleving nodig hebben en die kan alleen worden beleefd door terug te keren naar de HEERE.

De HEERE verbindt een belofte aan de bekering van Zijn volk. In menselijke aangelegenheden wordt een verbond gemaakt dat door elk van de partijen wordt bekrachtigd. Hier laat de HEERE zien dat Hij vrij is om de zegeningen van het verbond te geven aan hen die tot Hem komen. Dit kan gebeuren omdat een Ander, namelijk de Knecht van de HEERE, de verplichtingen van het verbond op Zich heeft genomen. Daarom is dit verbond in werkelijkheid een belofte die zeker vervuld zal worden (vgl. Gl 3:17-18).

“De betrouwbare gunstbewijzen aan David” zijn volgens Handelingen 13, waar dit vers wordt aangehaald uit de Septuaginta, “de betrouwbare weldadigheden” (Hd 13:34) die gegrond zijn op de opstanding van Christus. De opstanding van Christus maakt de weldadigheden betrouwbaar. Hier zijn de weldadigheden de overvloedige zegeningen van het nieuwe verbond. Paulus gebruikt deze aanhaling als de tweede van drie aanhalingen uit het Oude Testament die bewijzen dat ze zijn vervuld in Christus. De eerste heeft betrekking op Zijn geboorte (Hd 13:33), de tweede op Zijn opstanding (Hd 13:34) en de derde op Zijn onvergankelijkheid (Hd 13:35).

Tevens zien we hier een verwijzing naar de gunstbewijzen van God wat Zijn beloften betreft die Hij aan David beloofd heeft (2Sm 7:12-16). Het verbond van Mozes wordt nu niet meer genoemd, wel het verbond met David. Het is alsof de HEERE hier wil wijzen naar het verbond dat gegrond is op het werk van de Knecht, Die tevens de Zoon van David is.

Copyright information for DutKingComments