Isaiah 59:2

Scheiding tussen het volk en God

Zij hebben door hun zonden een barrière opgericht tussen zichzelf en God (Js 59:2). Hier vinden we de geestelijke toestand van het volk Israël gedurende de grote verdrukking. Als wij bidden en niet worden verhoord, moeten wij onszelf ook afvragen of er in ons leven zonden zijn, waardoor Hij niet kan verhoren (vgl. Jk 4:3). God en de zonde kunnen niet samengaan. Hij kan de zonden van Zijn volk niet zien, maar verbergt Zijn aangezicht voor hen, zodat zij de vreugde van het licht van Zijn aangezicht moeten missen.

Dan gaat de profeet als een van de maskilim hun uiteenzetten wat er allemaal verkeerd is. Hij wijst op hun slechtheid, hun moorddadige handelen, hun leugens en onoprechtheid (Js 59:3). Dit vindt plaats omdat zij de HEERE hebben verworpen en zal uitmonden in het vermoorden van Christus. Deze slechtheid zal zich opnieuw openbaren als het volk onder leiding van hun koning, de antichrist, de trouwe gelovige Joden zal vervolgen (Op 13:7; vgl. Ps 10:8-11).

Ze beschuldigen elkaar vals en de rechtspraak is krom. Ze stellen hun vertrouwen op waardeloos gepraat. Wat in hen tot ontwikkeling komt en zich aandient als nieuw leven, blijkt bij de uitwerking ervan slechts onheil te zijn. Zij zijn niet te vertrouwen en zullen met leugen en verraad de ware gelovigen aangeven (Mi 7:1-6). In hun rechtspraak ontbreekt de gerechtigheid, alles is krom (Js 59:4).

In de Js 59:5-6 trekt Jesaja de vergelijking met het uitbroeden van eieren van giftige slangen en het weven van spinnenwebben. Daarmee duidt hij het schadelijke karakter aan van de duivelse leringen die de antichrist zal verkondigen in het land. De eieren van de giftige slang hebben een tweevoudig resultaat. Wie ze eet, sterft; en als iemand op een ei trapt dat wat verder uitgebroed is, dan komt er een adder uit. In beide gevallen is de dood ermee gemoeid.

Hij vergelijkt het handelen van deze instrumenten van de satan ook met het weven van een spinnenweb, wat beeldend het waardeloze en schadelijke van hun activiteiten aangeeft (Jb 8:14). Je kunt er geen kleding van maken, het geeft geen enkele warmte. Zo zijn hun handelingen. Wie in hun web gevangenzit, sterft een langzame dood.

De beschrijving van hun bezigheden in de Js 59:7-8 wordt door Paulus aangehaald in Romeinen 3 (Rm 3:15-17). Hij doet dat om de algemene schuld van de mens te beschrijven. Hij schetst het beeld van de zondaar en doet dat aan de hand van deze beschrijving die de HEERE van Zijn volk geeft. Dat geeft aan dat Gods volk zo diep is gezonken, dat het is gezakt tot het niveau van de mens zonder God, ja, tot het niveau van de mens die als God wil zijn (2Th 2:4). Daarmee is de maat van de zonde van de mensheid vol. Jesaja stelt het contrast voor dat er is tussen hun wegen van verwoesting en verderf en de weg van de vrede, zowel in verbinding met God als in verbinding met hun medemens. Wie het pad van de mens van de zonde volgt, kent geen vrede.

Copyright information for DutKingComments