Isaiah 62:1-6

Een nieuwe naam

De Js 62:1-6 sluiten direct aan op het vorige hoofdstuk. De profeet, als type van de Messias en het gelovig overblijfsel, zal niet zwijgen en niet stil zijn, totdat “haar gerechtigheid” en “haar heil” voor Sion “als een lichtglans” en “als een brandende fakkel” zullen opgaan (Js 62:1). Hij kan niet stil zijn zolang Sion nog verdrukt wordt. Maar als haar gerechtigheid en haar heil zijn gekomen, zal er een totaal nieuwe situatie voor het volk zijn ontstaan, waarover in het vorige hoofdstuk ook al is gesproken.

Sion ofwel Jeruzalem is de plaats die God heeft uitgekozen om daar Zijn Naam te doen wonen. Daarom zal Christus niet rusten (vgl. Ru 3:18) totdat Sion geworden is tot een hoofdstad voor de volken, zowel religieus als staatkundig (Ps 48:2-3). Daarom zal Christus niet zwijgen, Hij zal spreken tot God en voorbede doen voor het volk, totdat Hij de zaak tot een einde heeft gebracht, totdat al Gods beloften, die ook wat Sion betreft in Hem ja en amen zijn (2Ko 1:20), vervuld zijn.

De volken zullen een Israël zien dat van de HEERE een nieuwe naam heeft gekregen (Js 62:2). Nu is het nog zo, dat vanwege hen de Naam van God onder de volken wordt gelasterd (Rm 2:24). Dat verandert als Israël weer Gods volk is en een nieuwe naam heeft. Die nieuwe naam van Israël luidt: “DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID” (Jr 33:16). Zo zullen de volken Israël noemen, terwijl zij verbaasd zullen kijken naar de gerechtigheid en de luister van dit eens berooide volk. Koningen die het land hebben veroverd en verwoestingen hebben achtergelaten, zullen de herkregen heerlijkheid van dat land bewonderen.

“DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID” is echter ook de Naam van God Zelf in het vrederijk (Jr 23:6). De HEERE en Israël hebben dezelfde naam! Dat komt doordat Jeruzalem straks als de aardse bruid van Christus met Hem verenigd zal zijn. Dan mag Israël als Gods verloste volk ook Zijn Naam dragen.

Wat Sion voor de HEERE betekent

De beeldspraak waarin de toestand van Sion in dit vers wordt beschreven, is uitzonderlijk mooi. De stad is “een sierlijke kroon” en “een koninklijke tulband”. De “kroon” wordt gedragen door een koning. De “tulband” is wat de hogepriester draagt (Ex 28:4; 39; Zc 3:5). Kroon en tulband worden hier niet gezien op het hoofd, maar de kroon is “in de hand van de HEERE” en de tulband is “in de hand van uw God”. De tweede regel van het vers zegt hetzelfde als de eerste regel, maar met andere woorden. Hierdoor wordt de gedachte versterkt. De Naam “HEERE” legt er de nadruk op dat Hij met Zijn volk in een verbondsrelatie staat. Dat Hij ook “uw God” wordt genoemd, benadrukt dat Hij de enige en almachtige God van Zijn volk is.

De kroon en de tulband zijn kroonjuwelen in Zijn hand. Daarmee wil de Schrift zeggen dat in Zijn hand het volk Israël de kenmerken zal vertonen van koning (kroon) en priester (tulband), net als de Heer Jezus Zelf, Die als de ware Melchizedek zowel Koning als Priester zal zijn.

Er worden twee verschillende Hebreeuwse woorden voor “hand” gebruikt. Het eerste woord is de open hand, die macht aangeeft en het tweede woord is de palm van de hand, die aangeeft dat de hand iets laat zien. Samen stellen zij de intense vreugde van het hart van de HEERE voor in het openbaren van Zijn genade en verlossende macht. We mogen hierin de functies van koninklijk gezag en priesterschap zien die beide in Christus zijn verenigd. Israël zal deze tweevoudige hoedanigheid met Christus delen.

Velen hebben geprobeerd, en de antichrist zal dat als laatste proberen (Op 13:11), om gezag uit te oefenen over zowel het burgerlijke als het godsdienstige leven. Maar zoals dat al de hele geschiedenis van de mensheid is gebleken, zal ook de laatste poging van de antichrist mislukken (Ez 21:26). Alleen in Christus zijn deze twee functies op volmaakte manier met elkaar verbonden en worden door Hem op volmaakte manier uitgeoefend (Zc 6:13).

Sion weer aangenomen

In de komende dag zal Jeruzalem niet meer de “verlatene” genoemd worden en het land zal niet langer “woestenij” genoemd worden (Js 62:4). De stad krijgt namen die uiting geven aan de liefde van het hart van de HEERE voor haar. Ze wordt genoemd “Mijn welgevallen is in haar”, wat de vertaling is van hefziba, de naam van de vrouw van Hizkia, de moeder van Manasse (2Kn 21:1) en tijdgenoot van Jesaja.

Hij noemt het land “getrouwde”. Hij heeft het land een tijd niet als zodanig kunnen erkennen vanwege haar ontrouw (vgl. Hs 1:9). Als zij zich heeft bekeerd, zal Hij de huwelijksband, die Hij nooit verbroken heeft, weer openlijk erkennen (vgl. Hs 2:18-19).

Zijn liefde zal net zo sterk en vol zijn als de liefde van een pasgetrouwde (Js 62:5). De gedachte in elk deel van dit vers is die van het winnen van een onvervreemdbaar recht door de bruidegom om ‘te hebben en te houden’.

Aanhoudende voorbede

Met het oog op dit alles heeft de HEERE wachters op de muren van Jeruzalem aangesteld die dag en nacht bij de HEERE tussenbeide treden voor de stad. Ze roepen tot Hem met het oog op de treurige toestand waarin Jeruzalem verkeert, totdat Zijn voornemens met betrekking tot Zijn aardse volk zijn vervuld (Js 62:6-7). De HEERE zegt met het aanstellen van wachters als het ware dat Hij Zelf de voorbede heeft geregeld. De wachters symboliseren hen die bidden voor de vrede van Jeruzalem. Daarmee tonen zij opnieuw aan dat zij verenigd zijn met de HEERE, eensgezind met Hem in het zoeken naar het herstel van Israël (vgl. Js 62:1).

Die speciale voorbede zou onze voortdurende bezigheid moeten zijn met het oog op onze situatie als gelovigen die ook in een eindtijd leven te midden van de puinhopen van het christelijk getuigenis (1Pt 4:7). Net als zij Hem geen rust gunnen, moeten wij dat ook niet doen, maar voortdurend bij Hem aandringen in de gebeden voor Zijn volk (vgl. Lk 11:5-10; Lk 18:1-8).

Copyright information for DutKingComments