Isaiah 65:1-7

Uitnodiging van de HEERE

Het antwoord van de HEERE op de vragen van het gelovig overblijfsel in het vorige hoofdstuk vinden we nu in dit hoofdstuk en vooral in de Js 65:8-9. De toestand van het volk was zo slecht, dat eerst een uitleg over het oordeel dat hen trof nodig is. Zo hardnekkig en onophoudelijk weerstonden ze de genade van God.

Paulus haalt de Js 65:1-2 in Romeinen 10 aan uit de Septuaginta. Daar zien we dat hij Js 65:1 gebruikt om dit vers toe te passen op de heidenen (Rm 10:20). Onder de directe leiding van de Heilige Geest heeft de grote apostel van de volken dit vers voor hen gebruikt, terwijl hij Js 65:2 aanhaalt om de afvallige toestand van Israël te illustreren (Rm 10:21). Door beide verzen aan te halen verbindt Paulus het aannemen van de volken aan de ongehoorzaamheid van Israël (vgl. Hd 13:46).

Het aannemen van de volken geschiedt nu, in de tijd van genade. Het zal ook plaatsvinden in de toekomst. Dan wordt het evangelie van het koninkrijk gebracht en zal een schare die niemand tellen kan dat evangelie aannemen.

In het gedeelte dat volgt, leveren de Js 65:3-4 een vreselijke openbaring van de afgodische praktijken van Gods volk, waarmee ze de HEERE krenken. Daardoor komt Israël niet toe aan het ontvangen van de zegeningen die de volken hebben ontvangen.

Het “zitten in de graf[spelonken]” heeft waarschijnlijk te maken met een vorm van spiritisme waarbij getracht wordt contact te krijgen met de doden. Ze gaan in de nacht naar de kerkhoven om boze geesten te raadplegen in plaats van naar de HEERE te vragen. Daarmee verontreinigen zij zich op een gruwelijke manier.

Zij die deze gruwelen bedrijven, beroemen zich als gebruikelijk op hun speciale heiligheid en houden de niet-ingewijden op een afstand door zich als onbenaderbaar voor anderen op te stellen (Js 65:5). Ze claimen een valse heiligheid. Hun hele gedrag is een stank voor de HEERE. Het maakt dat de maat van hun zonden vol wordt en roept om de ernstigste rechtvaardige vergelding (Js 65:6-7).

Hier zien we het farizeïsme ten voeten uit dat zijn dieptepunt bereikte in de kruisiging van Christus. Vandaag is deze heiligheidsleer ook in de belijdende christenheid aanwezig. We zien die daar, waar afzondering wordt geëist vanuit een claim van superieure heiligheid, een ‘ik ben heiliger dan jij’ houding.

Al hun slechte daden staan in een gedenkboek opgetekend dat voor Zijn aangezicht ligt (vgl. Op 20:12). Hij vergeet er niets van en zal elke gruweldaad met een volstrekt rechtvaardig oordeel straffen. Hetzelfde geldt voor de getrouwen die ook mogen weten dat er een gedenkboek is (Ml 3:16). Daarin staat alle trouw vermeld, die ook volstrekt rechtvaardig zal worden beloond.

Copyright information for DutKingComments