Isaiah 65:10

Een overblijfsel en hoop

In tegenstelling tot het voorgaande maakt de HEERE nu melding van het gelovig overblijfsel, van hen die Zijn trouwe dienaren zijn, ter wille van wie Hij geen algemene verwoesting over het volk zal brengen (Js 65:8-10). Tot deze verzen spreekt de HEERE over ‘hen’ in onderscheid met de boeteling die zich voor Hem uitspreekt. Nu gaat de HEERE over het overblijfsel spreken, waarom dit waardevol voor Hem is. Zij, die een voorafschaduwing zijn van het Godvrezende overblijfsel in de toekomst ten tijde van de benauwdheid van Jakob, zijn als een rijpe tros druiven te midden van een verdorven wijngaard die zure druiven oplevert. Uit deze tros druiven zal nieuwe wijn komen, wat de vreugde aangeeft die dit overblijfsel voor Gods hart is.

God ziet dit overblijfsel te midden van de algemene ontrouw. Te midden van alle ontrouw zal de HEERE “nageslacht uit Jakob doen voortkomen, uit Juda een erfgenaam van Mijn bergen” [dat is het land Israël, vgl. Ez 6:2-3]; Mijn uitverkorenen zullen het in bezit nemen en daar zullen Mijn dienaren wonen”. De erfgenaam uit Juda is vooral de Messias, maar ook het overblijfsel als verenigd met Hem. Dit overblijfsel is een zaad, een kern, die zal uitgroeien tot een nieuw groot volk in het vrederijk.

In dit verband worden in Js 65:10 twee plaatsen bijzonder genoemd. “Saron” is de vlakte met rijke weiden en beroemd om zijn bloemen (Js 35:2) en “het Dal van Achor” is het dal van de hoop (Hs 2:14). Het hele gebied zal een tuin van de HEERE worden, een toneel van vruchtbaarheid en productiviteit voor wie zich vernederen voor God over de zonde die heeft plaatsgevonden. Er is altijd hoop voor hen die zich vernederen voor Gods aangezicht en ernaar zoeken in vrees voor Hem te wandelen (Ps 33:18; Ps 39:8).

Copyright information for DutKingComments