Isaiah 7:10-12

Achaz mag een teken vragen

Js 7:10 is een bewijs dat de voorgaande verzen een spreken van de HEERE is. Jesaja spreekt niet over de HEERE, maar namens de HEERE. De HEERE gaat namelijk “opnieuw” spreken. Het ziet echter niet alleen op het feit van het spreken. Deze woorden geven ook aan dat Hij over verderstrekkende en diepere dingen gaat spreken.

De HEERE zegt tegen Achaz dat hij van Hem een willekeurig teken mag vragen (Js 7:11). Hij geeft Achaz als het ware een blanco cheque. Om het vertrouwen van Achaz te winnen doet Hij dat als “de HEERE, uw God”. Een teken is iets – een gebeurtenis, een voorzegging of een wonder – wat door de HEERE gegeven wordt als een pand of bevestiging van Zijn woord of boodschap. Het is te vergelijken met een handtekening van een directeur onder een brief die door de secretaresse is geschreven. Een teken is Gods handtekening onder de boodschap van Zijn profeten.

Achaz mag een teken vragen “beneden in de diepte”. Misschien is dit in bedekte termen een protest tegen zijn gewoonte om zijn toevlucht te nemen tot het raadplegen van de doden. Een teken in de diepte zou bijvoorbeeld een aardbeving kunnen zijn. Hij mag ook een teken vragen “boven in de hoogte”, bijvoorbeeld een teken aan de zon of de maan (vgl. Js 38:7-8). De keus is aan hem.

Zijn keus maakt duidelijk dat hij geen echt kind van Abraham is, dat hij niet het geloof van Abraham bezit. Gehuld in een dekmantel van vroomheid getuigt zijn antwoord van eigenwilligheid (Js 7:12). Het is een huichelachtig antwoord omdat de HEERE Zelf aanbiedt dat hij het Hem mag vragen. Hoe kan zoiets worden afgedaan met een opmerking dat hij de HEERE niet wil verzoeken! Achaz waagt het zelfs om iets uit Gods Woord aan te halen als een dekmantel voor zijn ongeloof (Dt 6:16). Dit is vroom ongeloof.

Hij wil gewoon niet om een teken vragen omdat hij immers Assyrië in de arm heeft genomen. Waarom zou je de HEERE vragen als je hulp van mensen hebt? Dan lever je je toch niet uit aan Hem? Als hij een teken vraagt, betekent dat ook dat de HEERE te dicht bij hem komt. Die gedachte is altijd beangstigend voor iemand die willens en wetens niet wil geloven en die weigert met het ongeloof te breken.

Jesaja verwijt hem zijn gebrek aan vertrouwen (Js 7:13). Hij spreekt niet de afvallige Achaz persoonlijk aan, maar hij spreekt tot het “huis van David”. Daarmee spreekt hij de koninklijke lijn van voorrechten en eer met alle verdere geslachten aan. Het geeft enerzijds aan hoezeer de koninklijke lijn met een koning als Achaz is afgeweken van wat de HEERE ervoor heeft bedoeld en ervan mag verwachten. Anderzijds toont het vervolg aan dat die lijn niet met de goddeloze, ongelovige Achaz zal eindigen, maar door een genadig ingrijpen van de HEERE zal blijven bestaan.

Door zijn weigering de HEERE op Zijn woord te vertrouwen vermoeit Achaz ten zeerste mensen als Jesaja, en anderen met hem, die treuren over de opstandige houding van de koning. Vermoeit hij nu ook nog de lankmoedige God door een houding van zoveel ongeloof, alsof het voor God onmogelijk zou zijn om in Zijn genade uitkomst te geven?

Copyright information for DutKingComments