‏ Isaiah 7:10-14

Achaz mag een teken vragen

Js 7:10 is een bewijs dat de voorgaande verzen een spreken van de HEERE is. Jesaja spreekt niet over de HEERE, maar namens de HEERE. De HEERE gaat namelijk “opnieuw” spreken. Het ziet echter niet alleen op het feit van het spreken. Deze woorden geven ook aan dat Hij over verderstrekkende en diepere dingen gaat spreken.

De HEERE zegt tegen Achaz dat hij van Hem een willekeurig teken mag vragen (Js 7:11). Hij geeft Achaz als het ware een blanco cheque. Om het vertrouwen van Achaz te winnen doet Hij dat als “de HEERE, uw God”. Een teken is iets – een gebeurtenis, een voorzegging of een wonder – wat door de HEERE gegeven wordt als een pand of bevestiging van Zijn woord of boodschap. Het is te vergelijken met een handtekening van een directeur onder een brief die door de secretaresse is geschreven. Een teken is Gods handtekening onder de boodschap van Zijn profeten.

Achaz mag een teken vragen “beneden in de diepte”. Misschien is dit in bedekte termen een protest tegen zijn gewoonte om zijn toevlucht te nemen tot het raadplegen van de doden. Een teken in de diepte zou bijvoorbeeld een aardbeving kunnen zijn. Hij mag ook een teken vragen “boven in de hoogte”, bijvoorbeeld een teken aan de zon of de maan (vgl. Js 38:7-8). De keus is aan hem.

Zijn keus maakt duidelijk dat hij geen echt kind van Abraham is, dat hij niet het geloof van Abraham bezit. Gehuld in een dekmantel van vroomheid getuigt zijn antwoord van eigenwilligheid (Js 7:12). Het is een huichelachtig antwoord omdat de HEERE Zelf aanbiedt dat hij het Hem mag vragen. Hoe kan zoiets worden afgedaan met een opmerking dat hij de HEERE niet wil verzoeken! Achaz waagt het zelfs om iets uit Gods Woord aan te halen als een dekmantel voor zijn ongeloof (Dt 6:16). Dit is vroom ongeloof.

Hij wil gewoon niet om een teken vragen omdat hij immers Assyrië in de arm heeft genomen. Waarom zou je de HEERE vragen als je hulp van mensen hebt? Dan lever je je toch niet uit aan Hem? Als hij een teken vraagt, betekent dat ook dat de HEERE te dicht bij hem komt. Die gedachte is altijd beangstigend voor iemand die willens en wetens niet wil geloven en die weigert met het ongeloof te breken.

Jesaja verwijt hem zijn gebrek aan vertrouwen (Js 7:13). Hij spreekt niet de afvallige Achaz persoonlijk aan, maar hij spreekt tot het “huis van David”. Daarmee spreekt hij de koninklijke lijn van voorrechten en eer met alle verdere geslachten aan. Het geeft enerzijds aan hoezeer de koninklijke lijn met een koning als Achaz is afgeweken van wat de HEERE ervoor heeft bedoeld en ervan mag verwachten. Anderzijds toont het vervolg aan dat die lijn niet met de goddeloze, ongelovige Achaz zal eindigen, maar door een genadig ingrijpen van de HEERE zal blijven bestaan.

Door zijn weigering de HEERE op Zijn woord te vertrouwen vermoeit Achaz ten zeerste mensen als Jesaja, en anderen met hem, die treuren over de opstandige houding van de koning. Vermoeit hij nu ook nog de lankmoedige God door een houding van zoveel ongeloof, alsof het voor God onmogelijk zou zijn om in Zijn genade uitkomst te geven?

Het teken van de Heere

Als Achaz dan in ongeloof weigert om een teken te vragen, zal de Heere (Adonai) Zelf in Zijn genade een teken geven (Js 7:14). Dit teken zal niemand anders dan Hij als de soevereine Heer Zelf uitkiezen. Het is een teken dat ver uitgaat boven het ongeloof dat in de dagen van Achaz heerst. Het wordt een blijvend teken. Met dit teken, dat is Christus, zullen de profetieën en beloften die aan ‘het huis van David’ zijn gedaan, in de toekomst hun vervulling vinden. Achaz en mensen van zijn soort zullen de zegeningen en heerlijkheden bij de vervulling ervan niet meemaken en er ook nooit deel aan hebben.

Het woord “zie” waarmee het teken wordt ingeleid, is in Jesaja meestal de inleiding tot iets wat verbonden is met toekomstige omstandigheden. Het is een oproep om in de verte, in de toekomst, te kijken. Wat daar te zien zal zijn, wordt vervolgens voorgesteld. Waar hier het oog van het geloof op wordt gericht, is op de maagd die zwanger zal worden.

Al in het begin van de Bijbel, vlak na de zondeval, heeft God gezegd dat de Overwinnaar van de satan uit een vrouw geboren zal worden (Gn 3:15). Maar de aankondiging daarvan kon pas in het Nieuwe Testament volledig geopenbaard worden: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder [de] wet” (Gl 4:4).

Het Hebreeuwse woord voor “maagd” is hier almah en niet betulah. Almah is de jonge vrouw die klaar is voor een huwelijk, ze is geslachtsrijp en heeft het verlangen om te trouwen, maar ze is nog ongehuwd (vgl. Gn 24:43). Betulah is het meer specifieke woord voor ‘maagd’, maar zonder de gedachte aan leeftijd of geslachtsrijpheid (vgl. Jl 1:8). De Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament uit de derde eeuw voor Christus, vertaalt het Hebreeuwse woord almah met parthenos, een woord dat alleen ‘maagd’ kan betekenen. We zien dat in de aanhaling van dit citaat van Jesaja door Mattheüs uit de Septuaginta (Mt 1:23).

De verschillende voorwaarden die met deze profetie samenhangen, maken duidelijk dat de enig mogelijke vervulling ervan wordt meegedeeld in de evangeliën. Daarin wordt duidelijk dat de geboorte van de Heer Jezus de vervulling van deze profetie is (Mt 1:22-23; Lk 1:31-35). Nadat dit teken is vervuld in de komst van Christus, hebben de Joden sluw geprobeerd het maagdelijke aspect van dit woord te verdoezelen. Tot op vandaag worden zij daarin gevolgd door ongelovige christenen.

De Heere zal Zelf als wonderteken geven dat een gewone (ongehuwde) vrouw zwanger zal worden. Maar dat is toch geen wonder? Het is een alledaagse gebeurtenis en daarom een teken van veel lagere kwaliteit dan wat Achaz heeft mogen vragen. Wat is hier dan zo bijzonder aan? Het wonder is dat een maagd zwanger zal worden zonder tussenkomst van een man en dat het Kind Dat geboren zal worden, de Zoon van God zal zijn (Js 9:5; Ps 2:7). Het zal gebeuren doordat de maagd door de Heilige Geest overschaduwd zal worden (Lk 1:35). Dit Kind zal als de ware Zoon van David regeren (Js 11:1-5; Lk 1:31-33).

Het teken is ook verbonden aan een naam, “Immanuel”, wat betekent ‘God met ons’. Die Naam houdt in dat God tot ons komt, dat Hij ons bezoekt, dat Hij onder ons komt om bij ons te zijn en ons te helpen (Lk 1:68; 78; Lk 7:16). Die Naam is een grote aanklacht tegen Achaz en zijn handelwijze waardoor hij als het ware zegt: Assyrië met ons.

In de naam Immanuel zien we het teken “beneden in de diepte” (Js 7:11), want Immanuel – ‘God met ons’, of meer letterlijk ‘met ons is God’ – is God Die neerdaalt om Mens te worden. En als Mens zal Hij nog verder neerdalen in de diepten van het plaatsvervangend oordeel en de dood. In die Naam zien we ook het teken “boven in de hoogte” (Js 7:11), want Immanuel is niemand minder dan God (Js 8:10). Christus, het teken, is eerst “neergedaald naar de lagere van de aarde” en daarna “opgevaren boven alle hemelen” (Ef 4:9-10).

Het voedsel dat Hij zal eten, bestaat uit “boter en honing” (Js 7:15), waarin we het voedsel van het beloofde land samengevat zien (Ex 3:8). Het woord “totdat” kan waarschijnlijk beter worden vertaald met “wanneer”. Het is in elk geval begrijpelijker dat de bedoeling is dat Hij boter en honing zal eten “wanneer” Hij is in staat het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.

Boter en honing zijn de enige voedingsmiddelen die beschikbaar zijn als alle akkerbouw door oorlog verwoest is. Het is het voedsel van het arme overblijfsel. We zien daarin een verwijzing naar de omstandigheden van de geboorte en jeugd van Christus. Er is geen welvaart in het huis van Nazareth waar Hij opgroeit. Hij is arm geworden (2Ko 8:9). Israël is arm geworden door hun ongeloof, maar Christus is arm geworden doordat Hij zich een gemaakt heeft met het volk.

Christus is als Baby afhankelijk van de zorg van Zijn ouders, tot de tijd dat Hij in staat is om Zelf te kiezen. Het toont aan dat Hij waarachtig en volkomen Mens is, met uitzondering van de zonde (Hb 4:15). Als Mens neemt Hij toe “in wijsheid en grootte” (Lk 2:52), wat natuurlijk nooit van Hem als de waarachtige, eeuwige God gezegd kan worden. Hij heeft als Mens de ontwikkeling van ieder mens doorgemaakt.

Voordat de jongen, Sjear-Jasjub, de zoon van Jesaja, het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen, zullen ook de landen Syrië en Israël, het tienstammenrijk, in armoede vervallen zijn (Js 7:16). De leeftijd waarop een kind het verschil kent tussen goed en kwaad, anders gezegd, dat het geweten gaat werken, kan globaal gesteld worden op een jaar of twee. Dat is de tijdsduur waarbinnen de twee koningen voor wie Achaz nu nog zo bang is, het land zullen verlaten.

Copyright information for DutKingComments