Isaiah 7:16-17

Het teken van de Heere

Als Achaz dan in ongeloof weigert om een teken te vragen, zal de Heere (Adonai) Zelf in Zijn genade een teken geven (Js 7:14). Dit teken zal niemand anders dan Hij als de soevereine Heer Zelf uitkiezen. Het is een teken dat ver uitgaat boven het ongeloof dat in de dagen van Achaz heerst. Het wordt een blijvend teken. Met dit teken, dat is Christus, zullen de profetieën en beloften die aan ‘het huis van David’ zijn gedaan, in de toekomst hun vervulling vinden. Achaz en mensen van zijn soort zullen de zegeningen en heerlijkheden bij de vervulling ervan niet meemaken en er ook nooit deel aan hebben.

Het woord “zie” waarmee het teken wordt ingeleid, is in Jesaja meestal de inleiding tot iets wat verbonden is met toekomstige omstandigheden. Het is een oproep om in de verte, in de toekomst, te kijken. Wat daar te zien zal zijn, wordt vervolgens voorgesteld. Waar hier het oog van het geloof op wordt gericht, is op de maagd die zwanger zal worden.

Al in het begin van de Bijbel, vlak na de zondeval, heeft God gezegd dat de Overwinnaar van de satan uit een vrouw geboren zal worden (Gn 3:15). Maar de aankondiging daarvan kon pas in het Nieuwe Testament volledig geopenbaard worden: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder [de] wet” (Gl 4:4).

Het Hebreeuwse woord voor “maagd” is hier almah en niet betulah. Almah is de jonge vrouw die klaar is voor een huwelijk, ze is geslachtsrijp en heeft het verlangen om te trouwen, maar ze is nog ongehuwd (vgl. Gn 24:43). Betulah is het meer specifieke woord voor ‘maagd’, maar zonder de gedachte aan leeftijd of geslachtsrijpheid (vgl. Jl 1:8). De Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament uit de derde eeuw voor Christus, vertaalt het Hebreeuwse woord almah met parthenos, een woord dat alleen ‘maagd’ kan betekenen. We zien dat in de aanhaling van dit citaat van Jesaja door Mattheüs uit de Septuaginta (Mt 1:23).

De verschillende voorwaarden die met deze profetie samenhangen, maken duidelijk dat de enig mogelijke vervulling ervan wordt meegedeeld in de evangeliën. Daarin wordt duidelijk dat de geboorte van de Heer Jezus de vervulling van deze profetie is (Mt 1:22-23; Lk 1:31-35). Nadat dit teken is vervuld in de komst van Christus, hebben de Joden sluw geprobeerd het maagdelijke aspect van dit woord te verdoezelen. Tot op vandaag worden zij daarin gevolgd door ongelovige christenen.

De Heere zal Zelf als wonderteken geven dat een gewone (ongehuwde) vrouw zwanger zal worden. Maar dat is toch geen wonder? Het is een alledaagse gebeurtenis en daarom een teken van veel lagere kwaliteit dan wat Achaz heeft mogen vragen. Wat is hier dan zo bijzonder aan? Het wonder is dat een maagd zwanger zal worden zonder tussenkomst van een man en dat het Kind Dat geboren zal worden, de Zoon van God zal zijn (Js 9:5; Ps 2:7). Het zal gebeuren doordat de maagd door de Heilige Geest overschaduwd zal worden (Lk 1:35). Dit Kind zal als de ware Zoon van David regeren (Js 11:1-5; Lk 1:31-33).

Het teken is ook verbonden aan een naam, “Immanuel”, wat betekent ‘God met ons’. Die Naam houdt in dat God tot ons komt, dat Hij ons bezoekt, dat Hij onder ons komt om bij ons te zijn en ons te helpen (Lk 1:68; 78; Lk 7:16). Die Naam is een grote aanklacht tegen Achaz en zijn handelwijze waardoor hij als het ware zegt: Assyrië met ons.

In de naam Immanuel zien we het teken “beneden in de diepte” (Js 7:11), want Immanuel – ‘God met ons’, of meer letterlijk ‘met ons is God’ – is God Die neerdaalt om Mens te worden. En als Mens zal Hij nog verder neerdalen in de diepten van het plaatsvervangend oordeel en de dood. In die Naam zien we ook het teken “boven in de hoogte” (Js 7:11), want Immanuel is niemand minder dan God (Js 8:10). Christus, het teken, is eerst “neergedaald naar de lagere van de aarde” en daarna “opgevaren boven alle hemelen” (Ef 4:9-10).

Het voedsel dat Hij zal eten, bestaat uit “boter en honing” (Js 7:15), waarin we het voedsel van het beloofde land samengevat zien (Ex 3:8). Het woord “totdat” kan waarschijnlijk beter worden vertaald met “wanneer”. Het is in elk geval begrijpelijker dat de bedoeling is dat Hij boter en honing zal eten “wanneer” Hij is in staat het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.

Boter en honing zijn de enige voedingsmiddelen die beschikbaar zijn als alle akkerbouw door oorlog verwoest is. Het is het voedsel van het arme overblijfsel. We zien daarin een verwijzing naar de omstandigheden van de geboorte en jeugd van Christus. Er is geen welvaart in het huis van Nazareth waar Hij opgroeit. Hij is arm geworden (2Ko 8:9). Israël is arm geworden door hun ongeloof, maar Christus is arm geworden doordat Hij zich een gemaakt heeft met het volk.

Christus is als Baby afhankelijk van de zorg van Zijn ouders, tot de tijd dat Hij in staat is om Zelf te kiezen. Het toont aan dat Hij waarachtig en volkomen Mens is, met uitzondering van de zonde (Hb 4:15). Als Mens neemt Hij toe “in wijsheid en grootte” (Lk 2:52), wat natuurlijk nooit van Hem als de waarachtige, eeuwige God gezegd kan worden. Hij heeft als Mens de ontwikkeling van ieder mens doorgemaakt.

Voordat de jongen, Sjear-Jasjub, de zoon van Jesaja, het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen, zullen ook de landen Syrië en Israël, het tienstammenrijk, in armoede vervallen zijn (Js 7:16). De leeftijd waarop een kind het verschil kent tussen goed en kwaad, anders gezegd, dat het geweten gaat werken, kan globaal gesteld worden op een jaar of twee. Dat is de tijdsduur waarbinnen de twee koningen voor wie Achaz nu nog zo bang is, het land zullen verlaten.

Voorzegging van de inval van Assyrië

Jesaja heeft voor Achaz een goede boodschap en een slechte boodschap. De goede boodschap is dat Israël en Syrië op korte termijn zullen worden verslagen (Js 7:16). Dat zal gebeuren door Assyrië (2Kn 16:9). Die boodschap zal Achaz met genoegen hebben aangehoord. Maar dan verandert de toon en krijgt hij ook slecht nieuws te horen en dat is dat Assyrië, op wie Juda zijn vertrouwen heeft gesteld, daarna ook Juda zal binnenvallen (Js 7:17). Ook hier verbindt Jesaja de gebeurtenissen van zijn tijd met die van de eindtijd.

Hier wordt voor de eerste keer door Jesaja melding gemaakt van Assyrië, de vijand die in de geschiedenis van Israël zo’n grote rol zal spelen. Binnen enkele jaren zal Assyrië Israël, het tienstammenrijk, verslaan. Vervolgens spreekt Jesaja erover dat Assyrië ook Juda zal aanvallen. Wat er dan gebeurt, stelt alles in de schaduw wat er al met Juda is gebeurd sinds de scheuring van het rijk in een noordelijk tienstammenrijk en een zuidelijk tweestammenrijk. Met Efraïm wordt het noordelijke tienstammenrijk bedoeld dat sinds de dagen van de afscheiding onder Rehabeam, de zoon van Salomo, los van Juda staat. Assyrië zal na de wegvoering van de tien stammen ook Juda binnenvallen. Dat zal zijn in de dagen van Hizkia. Hoewel er in die dagen een herstel wordt geschonken, zal dat slechts van tijdelijke aard zijn.

De Egyptenaren, “de vliegen”, en de Assyriërs, “de bijen”, hebben vaak hun strijd om de wereldheerschappij op het grondgebied van Juda uitgevochten. Deze beide grootmachten, tot wie Juda afwisselend om hulp gaat, zullen het land verwoesten en zo de Js 7:18-19 vervullen. Om hemel en aarde te scheppen heeft God alleen maar hoeven spreken. Om de instrumenten van Zijn oordeel bijeen te verzamelen hoeft Hij alleen maar te “fluiten” (Js 7:18).

“Vliegen” en “bijen” zijn insecten die in alle hoeken en gaten doordringen en bij mensen irritatie en pijn veroorzaken. Vliegen brengen vuiligheid en verderf. Bijen zijn agressief en achtervolgen en omsingelen vluchters (Ps 118:12a). De inwoners van Juda zullen proberen om aan de vijandelijke machten te ontkomen. Daarvoor zullen ze zich op allerlei moeilijk toegankelijke plaatsen verbergen (Js 7:19). Maar geen enkele plaats is veilig, want waar ze ook zijn, de vijanden zullen hen weten te vinden.

De details van de Js 7:18-19 zijn in het verleden maar ten dele in vervulling gegaan. Pas in de eindtijd zullen ze volledig worden vervuld. Merkwaardig is dat in Js 7:18 eerst ‘de vliegen van Egypte’ en pas daarna ‘de bijen van Assyrië’ worden geroepen. Daniël 11 maakt dat duidelijk. We lezen daar dat eerst de koning van het zuiden (Dn 11:40) het initiatief neemt om Israël aan te vallen en pas daarna de koning van het noorden.

Beiden zullen ze Israël aanvallen. Tot nog toe heeft de staat Israël elke oorlog gewonnen, zoals de bevrijdingsoorlog in 1948, de zesdaagse oorlog in 1967, de Yom Kippur oorlog in 1973. Maar deze oorlog zullen ze verliezen, met alle rampzalige gevolgen ervan. In deze oorlog zal de koning van het noorden sterker en gevaarlijker zijn dan de koning van het zuiden, zoals bijen gevaarlijker zijn dan vliegen. Als Israël verwoest is, zal de koning van het noorden doorstoten om de koning van het zuiden te vernietigen (Dn 11:42).

De koning van Assyrië wordt “een scheermes” genoemd dat door “de Heere” (Adonai) is “ingehuurd” (Js 7:20). Achaz heeft besloten Assyrië te huren, zodat deze hem zal helpen het dreigende gevaar van Syrië en Efraïm af te wenden. De HEERE zal datzelfde Assyrië huren – er ligt een zeker sarcasme in het gebruik van dezelfde woorden – om Juda daarmee te scheren.

Het “hoofdhaar afscheren” is een ontluistering van de positie van het volk; “het schaamhaar afscheren” wijst op een geweldige smaad; “de baard wegnemen” betekent het toebrengen van een grote vernedering aan de mannelijkheid. We kunnen dit zo toepassen dat van Juda het koninklijk gezag (hoofdhaar), de nationale waardigheid (schaamhaar) en de mannelijke kracht (de baard) zullen worden weggenomen.

Als een nazireeër zich heeft verontreinigd in zijn afzondering voor de HEERE, moet hij zijn hoofdhaar afscheren (Nm 6:9). Israël heeft voor de HEERE afgezonderd moeten zijn, maar heeft zich verontreinigd. De melaatse moet zich ook van alle haar ontdoen (Lv 14:9). Zo heeft ook Israël zich verontreinigd en is melaats geworden. Voor de Leviet, de dienaar van de priester, geldt hetzelfde (Nm 8:7). Tot een dienst aan de HEERE is Israël ook niet meer in staat.

Copyright information for DutKingComments