Isaiah 8:14

Een heiligdom én een steen des aanstoots

De HEERE wijst Jesaja erop dat hij, in plaats van bang te zijn voor mensen en voor dingen waar mensen bang voor zijn (Js 8:12), alleen “de HEERE van de legermachten” voor zijn aandacht moet hebben (Js 8:13). De HEERE van de legermachten is Hij Die beschikt over alle hemelse en ook aardse machten, de goede en ook de boze. Hij heeft alles in de hand.

Hem “heilig achten” wil zeggen, leven in het voortdurende besef dat Hij absoluut gezag en controle heeft over het hart en de wil, zodat die helemaal afgezonderd zijn voor Hem. Dan zullen we voor niets of niemand bang hoeven te zijn. Wat iemand ook van plan is of zegt (Js 8:10), hij zal niets tegen ons kunnen uitrichten als we Hem heilig achten.

Leven in vrees voor God betekent dat elke activiteit van het leven, de hele wandel, niets bevat wat Hem niet welgevallig is. Het staat hier tegenover het vrezen voor mensen in het algemeen en niet alleen voor de koningen van de wereld. Dat Hij onze “vrees” en “verschrikking” moet zijn, betekent niet dat we voor Hem wegvluchten, maar dat onze houding er een is van eerbied en ontzag.

Het gaat erom dat wij ons in Zijn tegenwoordigheid weten en niet in die van mensen. Het gaat om een heilige vrees voor God tegenover een onheilige vrees voor mensen. Dat is het enige en passende antwoord op de verlossende genade en liefde van Christus (1Pt 3:14b-15; Js 29:23; vgl. Nm 20:12). Uit de verwijzing van Petrus naar dit vers in Jesaja blijkt dat Christus, of de Messias, Dezelfde is als “de HEERE van de legermachten”.

Het gevolg van het heilig achten van de HEERE is dat Hij tot “een heiligdom” voor het overblijfsel zal zijn (Js 8:14). “Heiligdom” heeft hier de betekenis van een toevluchtsoord (vgl. Ez 11:16). Zoals de tempel voor Israël bedoeld is als het centrum van hun geestelijk leven, van hun blijdschap in aanbidding en lofprijzing, als een plaats van heiligheid en vrede, en ook van bescherming, zo is Christus dat voor de gelovige. Christus heeft niet alleen een heilige plaats in ons hart, maar Hij Zelf is een heilige plaats waar we kunnen schuilen.

Maar voor de ongelovigen van heel Israël zal Hij “een steen des aanstoots” zijn “en een rots waarover men struikelt” (Js 8:15; Rm 9:32b-33; 1Pt 2:7-8). In Romeinen 9:33 wordt door Paulus, net zoals Petrus dat doet, wat hier van de HEERE wordt gezegd, toegepast op de Heer Jezus. Het geloof in Christus is de scheidslijn die dwars door Zijn volk loopt. “De beide huizen van Israël” – het tienstammenrijk Efraïm en het tweestammenrijk Juda – en “de inwoners van Jeruzalem” zullen Hem verwerpen. Niet alleen de twee stammen zullen Hem verwerpen, maar ook de tien stammen. Van hen zijn er in de loop van de tijd heel wat in Juda gaan wonen (2Kr 15:9; 2Kr 30:11; vgl. Lk 2:36-38).

Alle twaalf stammen zullen Hem dan ook verwerpen en wel omdat Hij niet beantwoordt aan wat een Messias in hun ogen moet zijn. Zij komen door hun ongeloof over Hem ten val. Door hun verwerping van Hem zullen velen “vallen en gebroken worden”. Wie niet valt en gebroken wordt, zal “verstrikt raken en gevangen worden”. Een eerste vervulling daarvan gebeurt in het jaar 70 bij de verwoesting van Jeruzalem. In de tijd van de grote verdrukking zal de meerderheid van Israël struikelen, vallen en gevangen worden in de strik van de antichrist.

Copyright information for DutKingComments