James 1:5-6

Geloof te midden van verzoekingen

Jk 1:2. De oproep van Jakobus om het vallen in allerlei verzoekingen enkel vreugde te achten sluit prachtig aan op de wens van het vorige vers. Door zijn lezers na de algemene groet van dat vers “mijn broeders” te noemen laat hij hun nog meer voelen hoezeer hij met hen verbonden is. Het toont nog maar eens extra aan dat hij niet tot hen spreekt als leider, maar als een medebroeder.

Zonder verdere inleiding spreekt Jakobus direct over “allerlei verzoekingen”. Hij plaatst je ineens in de wereld en wat je daarin kunt meemaken. In de wereld wordt de echtheid van je belijdenis getoetst door verzoekingen of beproevingen. Voor het gezelschap aan wie Jakobus schrijft, bestaat die verzoeking vooral uit armoede. Misschien is dat ook voor jou wel zo. Je mag bij die verzoekingen ook denken aan bijvoorbeeld ziekte, een handicap, werkeloosheid of de dood van een geliefde. Het zijn allemaal beproevingen die de Heer op de weg van de gelovigen zendt, om te zien op wie ze hun vertrouwen stellen.

Jakobus begint met de toetsing van de echtheid van het geloof. Zoals in de inleiding is gezegd, gaat het hem om de praktijk van het geloofsleven. Je kunt zeggen dat de wereld met zijn verzoekingen de testkamer van het geloof is.

Jakobus houdt zijn broeders voor om de verzoekingen waaraan zij blootgesteld staan met een gevoel van vreugde te begroeten. Dat lijkt toch wel een beetje een onmogelijke opdracht. Het lijkt ook nog eens in tegenspraak met wat Petrus in zijn eerste brief zegt. Petrus zegt immers dat beproevingen droefheid veroorzaken (1Pt 1:6) en dat is heel wat beter te begrijpen. Toch betreft het slechts een schijnbare en geen werkelijke tegenspraak.

Jakobus en Petrus benaderen verzoekingen of beproevingen vanuit twee verschillende gezichtspunten. Als je een beproeving ondergaat, maakt dat je verdrietig. Een beproeving onderga je niet stoïcijns en laat je niet onberoerd (Hb 12:11). Toch mag je er ook aan denken dat elke verzoeking een door God ingeplande zaak in je leven is. God houdt Zich met je bezig.

Bij Jakobus gaat het om het feit van de verzoeking, waarbij hij erop wijst dat verzoekingen voor ieder weer anders zijn. Vandaar dat hij spreekt over ‘allerlei’. De bedoeling is dat de verzoeking die jij ondergaat, je naar God uitdrijft. Als dat gebeurt, is dat een resultaat dat jou verheugt, maar dat bovenal God verheugt. Op die manier kun je iets beleven van de ervaring die Paulus heeft opgedaan als hij zegt: “Als bedroefd, maar altijd blij” (2Ko 6:10).

Jk 1:3. Jakobus vertelt er ook bij, waarom zijn lezers het vallen in verzoeking vreugde mogen achten. Tevens kan hij hun zeggen dat zij het doel van de verzoekingen kennen. Zij weten immers dat die verzoekingen, waardoor hun geloof wordt beproefd, hun geloof sterker maken en ook uitdagen om vol te houden. Het doel dat God heeft met de verzoekingen waarin we vallen, is om ons te leren volharden. Volharding is het bewijs van echt geloof.

Nu zou je kunnen zeggen: ‘Hangt het behouden worden dan toch van eigen inspanning af?’ Nee, zo is het niet. De behoudenis ligt verankerd in het werk van Christus. Als wij zeggen dat we behouden zijn, zal dat bewezen worden in het volharden in het geloof, ook al komen de zwaarste beproevingen.

Het moeilijkste van beproevingen is de duur ervan. Soms kun je in een plotselinge beproeving goed staande blijven en blijf je vertrouwen op God. Maar o wee, als de beproeving langer aanhoudt. Dan komt het er juist op aan God te blijven vertrouwen dat het Hem niet uit de hand loopt. Dan is het belangrijk te blijven geloven dat Hij niet boven vermogen verzoekt (1Ko 10:13).

Jk 1:4. Als een beproeving zo lang gaat duren, dat je denkt: ‘Wanneer komt er nu eens een einde aan?’, dan is dat een beproeving die tot doel heeft de volharding een volmaakt werk te laten hebben. In het leven van een christen is volharding een belangrijk kenmerk. Als Paulus de tekenen van een apostel opsomt, noemt hij in de eerste plaats ‘volharding’ (2Ko 12:12). Zowel bij Jakobus als bij Paulus betekent het woord volharding: het leed met volharding verdragen. Net als Jakobus laat ook Paulus de zegenrijke gevolgen van volharding in verzoekingen zien (Rm 5:3-5).

Een voorbeeld van iemand bij wie de volharding geen volmaakt werk heeft, is koning Saul. Hij kan niet op Samuel wachten en offert voortijdig. Het kost hem het koninkrijk (1Sm 13:8-14). Maar ook David faalt in zijn volharding. Hij wordt voortdurend door Saul achterna gezeten. De lange duur van die beproeving wordt hem op een gegeven ogenblik te veel en hij denkt bij zichzelf: “Ik zal op een dag nog eens door Sauls hand weggevaagd worden” (1Sm 27:1).

De enige uitweg die hij ziet, is zijn toevlucht te nemen tot de Filistijnen. Dat levert hem de rust op die hij wil, want Saul zoekt hem niet langer, maar hij verliest wel de gemeenschap met God. De volharding heeft bij hem geen volmaakt werk omdat hij in plaats van aan God om wijsheid te vragen wat hij moest doen, zelf een uitweg ging bedenken. In tegenstelling tot Saul komt David later terug op de weg van en met God en volhardt hij alsnog tot het einde toe.

De volharding duurt tot je in een bepaald geval je volledig aan de wil van God hebt onderworpen. “Een volmaakt werk” is namelijk dat jij je volkomen onderwerpt aan God en dat Zijn wil de jouwe wordt. Dit is een proces en dat proces gaat je hele leven door. Bij de Heer Jezus was geen eigen wil, maar Hij is wel verzocht als wij, met uitzondering van de zonde (Hb 4:15). De verzoeking bewerkte bij Hem dat Hij volmaakt is geworden. Zo is Hij een oorzaak van eeuwige behoudenis geworden (Hb 5:7-10).

Als dit werk in jou is volbracht, dat wil zeggen als je volledig aan God onderworpen bent, zodat het doen van Zijn wil jouw enige verlangen is, dan ben je “volmaakt en volkomen” en heb je aan niets gebrek. Dit betekent niet dat je nu alles van Gods wil weet en dat je daarom niets meer van Gods wil te leren zou hebben. Jk 1:5 bewijst het tegendeel. Waar het om gaat, is dat je rustig bent in de wil van God met jouw leven en de omstandigheden waarin je bent. Je vertrouwt Hem dat Hij het beste met je voor heeft. In die overgave aan Hem kan Hij jou Zijn wil bekendmaken. Je bent dan voor Hem bereikbaar en ook bruikbaar.

De volmaaktheid waarover Jakobus hier spreekt, heeft niets te maken met zondeloosheid. Ook als je in overgave aan God leeft, kan het gebeuren dat je, hoe goed je het ook bedoelt, toch zondigt. Een voorbeeld daarvan zie je in het leven van Petrus. Hij wilde echt vol overgave voor de Heer leven. Hij zei zelfs dat hij zijn leven voor de Heer Jezus wilde geven. Maar de Heer moest tegen hem zeggen dat hij Hem drie keer zou verloochenen.

Met al zijn goede bedoelingen was Petrus blind voor zijn eigen zwakheid. En omdat hij ook nog eens de waarschuwing van de Heer in de wind sloeg, zondigde hij door de Heer te verloochenen. Gelukkig kwam hij tot berouw en kreeg hij vergeving (Lk 22:33-34; 54-62). Petrus faalde in het volharden in zijn geloof toen hij verzocht werd, omdat hem de wijsheid ontbrak voor de juiste beslissing en de juiste belijdenis.

Jk 1:5. Om bewaard te blijven voor dergelijke ervaringen is “wijsheid” nodig. Wijsheid is het gebruikmaken van de kennis die je hebt in de omstandigheden waarin je geloof op de proef wordt gesteld. Omdat je geloof voortdurend op de proef wordt gesteld, heb je die wijsheid voortdurend nodig. Je zult zeker wel een gebrek aan wijsheid voelen als je kijkt naar het leven van de wereld om je heen. Ik heb dat tenminste wel.

Om door te kunnen gaan, om te kunnen volharden, is het belangrijk te zien wat de bedoelingen van God zijn. Dat betekent dat je naar Hem toe moet gaan, in het heiligdom. In het heiligdom zie je welke weg God met jou wil gaan. Je ziet ook dat Zijn uiteindelijke doel zegen is.

Wat is het een geweldig woord dat Jakobus hier spreekt. Het is een prachtige uitnodiging. Jakobus nodigt je uit wijsheid aan God te vragen. Hij vertelt erbij hoe God op die vraag reageert. God beantwoordt je vraag op rijke, milde wijze, zonder een woord van verwijt.

Als je bij mensen hulp zoekt, is de kans groot dat je een verwijt te horen krijgt. Ze vinden je maar brutaal of ze voelen zich gebruikt of zeggen dat je jezelf maar moet zien te redden omdat zij je toch ook niet kunnen helpen. Zoiets doet God niet. Als je Hem vraagt, zul je Hem leren kennen als een gevende God. Hij is geen eiser, tot wie je als smekeling nadert om hem te vermurwen. Nee, Hij is een God Die jou graag ziet komen, graag naar je luistert en je graag verhoort.

Lees nog eens Jakobus 1:2-5.

Verwerking: Vraag aan God om wijsheid met het oog op de verzoekingen waarmee jij te maken hebt.

Niet twijfelen, maar verdragen

Jk 1:6. In het vorige stukje heb je gezien dat God je graag ziet komen. Maar er is wel een voorwaarde aan verbonden. Die voorwaarde is dat je moet komen “in geloof” (vgl. Hb 11:6) en zonder dat je in je hart ook maar enigszins twijfelt aan Zijn goedheid. Als je aan God om wijsheid vraagt, terwijl je toch twijfelt aan Zijn goedheid om die wijsheid te geven, lijk je op een golf van de zee. In zo’n geval richt je je tot God om aan Hem wijsheid te vragen, terwijl je in je hart ook naar andere mogelijkheden op zoek bent waar je wijsheid zou kunnen krijgen om uit de beproeving te komen. Je stelt je open voor God, maar tegelijk luister je naar meningen van mensen of je kijkt naar de omstandigheden en maakt je beslissingen daarvan afhankelijk.

Voor God is er dan geen ruimte om je iets duidelijk te maken. Het resultaat van een dergelijke houding is dat je heen en weer geslingerd wordt, zoals een golf van de zee op en neer gaat. Twijfel lijkt op de open zee, waarbij de golven een speelbal van de wind zijn. Zo is een man die twijfelt een speelbal van de meningen van anderen waarvoor hij zich openstelt.

Jk 1:7. Raad bij elkaar vragen is niet verkeerd, maar die raad mag niet de eerste en voornaamste plaats innemen. Als de raad van anderen zoveel voor je betekent dat je vertrouwen op God niet meer werkzaam is, ontvang je niets van God. Raad vragen bij anderen of naar goede raad van anderen luisteren, moet het vertrouwen op God juist vergroten. God wil dat je Hem onvoorwaardelijk vertrouwt.

Jk 1:8. Een mens die dat niet doet, is ‘dubbelbezield’, want dat is de betekenis van het woord “wankelmoedig”. Dat zo’n mens innerlijk wankelmoedig is, zal ook blijken uit zijn wegen. Hij is daarin “onberekenbaar”, niet te volgen. Je denkt even dat hij op de goede weg is, maar een ogenblik later gaat hij een totaal andere richting op. Je kunt niet van hem op aan. Hij heeft een zwalkende koers. Elke standvastigheid in zijn geloofsleven ontbreekt.

Jk 1:9. Na de algemene uitgangspunten over het volharden in de verzoekingen past Jakobus deze uitgangspunten toe op “de geringe broeder”. Je kunt dat zien aan het woord “echter”. Jakobus brengt daardoor een tegenstelling aan met het voorgaande en vooral met de twijfelende mens. De geringe of maatschappelijk arme broeder loopt gevaar te gaan twijfelen aan de liefde van God voor hem. Als Israëliet is hij opgegroeid met de gedachte dat rijkdom het bewijs is van Gods zegen en dat armoede het bewijs is dat Gods zegen wordt tegengehouden door ontrouw. Maar zo is het niet meer, zegt Jakobus. Armoede is niet direct een bewijs van ontrouw en Gods misnoegen daarover. Armoede is een verzoeking die met vreugde verdragen kan worden omdat die kan worden gezien als een beproeving van het geloof.

Jakobus voegt daar een bijzondere bemoediging aan toe. Hij vertelt de maatschappelijk arme dat hij mag roemen in zijn geestelijke rijkdom en ”hoogheid”. Hij mag dat doen vanwege zijn verbinding met Christus. De arme mag zich verblijden in zijn hoogheid omdat Christus Zich niet schaamt hem ‘broeder’ te noemen (Hb 2:11). Deze titel wordt in de wereld miskend en als niets geacht. De arme weet echter dat de heerlijkheid van deze wereld voorbijgaat als een bloem van het gras, terwijl hij zich verheugt dat hij een deelgenoot is van hen die door de Heer der heerlijkheid als de Zijnen worden erkend.

Jk 1:10. Jakobus heeft ook een woord voor de maatschappelijk rijke. De rijke die zich op zijn rijkdom beroemt, moet zich realiseren dat hij met al zijn rijkdom geestelijk gering en arm is. Jakobus roept de rijke op te roemen “in zijn geringheid”, dat wil zeggen in wat hij in zichzelf is voor God. In zichzelf is de rijke een zondaar die voor God niet kan bestaan. Daarnaast zal het goed zijn als hij zich bewust wordt dat al zijn rijkdom zal verwelken.

Jk 1:11. Dat geldt niet alleen voor de rijkdom van de rijke, maar ook voor de rijke zelf. Gras stelt de voorspoed van het leven van de mens voor, met daar onlosmakelijk aan verbonden dat die voorspoed snel voorbij is. De bloem geeft het gras kleur en glans, maar ook de kleur en de glans van de bloem gaan snel voorbij.

Je ziet daarvan een illustratie in de geschiedenis die de Heer Jezus vertelt over de arme Lazarus en de rijke man (Lk 16:19-25). Lazarus was echt arm. De rijke keek niet naar hem om. Lazarus betekent ‘God is hulp’ en God had Lazarus in omstandigheden gebracht om de betekenis van zijn naam in praktijk te brengen. Lazarus had niets en niemand anders tot zijn hulp dan God. De rijke man leefde alleen voor zichzelf en had geen enkele behoefte aan hulp van God. Maar aan de andere kant van de dood zijn de rollen omgedraaid. Daar is de rijke een arme man geworden en de arme Lazarus een rijke.

De waarde van rijkdom, of liever de betekenisloosheid van rijkdom, blijkt als de hitte van de zon als een beeld van beproevingen in het leven komt. Wanneer ziekte en dood hun intrede doen, blijkt dat gezondheid en leven niet kunnen worden gekocht, al zou iemand alle geld van de wereld bezitten.

Je kunt de zon met zijn hitte ook zien als een beeld van de Heer Jezus, Die wordt voorgesteld als “de Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2). Als Hij komt om de aarde te oordelen, zal Hij alles wat hoog en verheven is, vernederen (Js 2:10-12). Wat de mens hoog acht en bij hem in aanzien is, zal door Hem tenietgedaan worden. Alles waarop het hart van de mens kan vertrouwen en waardoor hij meent God niet nodig te hebben, zal verloren gaan wanneer de Zon der gerechtigheid opgaat. In het licht van de Zon, dat alles openbaart, zal gezien worden wat het allemaal waard is geweest.

Jk 1:12. Met de toezegging “gelukkig” voor de man die verzoeking verdraagt, sluit Jakobus het inleidende gedeelte over de beproeving van het geloof af. De man die de verzoeking heeft doorstaan, krijgt naast die goedkeuring ook een beloning. Hem wordt “de kroon van het leven” gegeven.

Het woord voor ‘kroon’ hier is stefanos. Er is ook een ander woord voor kroon, het woord diadèma. De diadèma – ons woord ‘diadeem’ – is het symbool van koninklijke of keizerlijke waardigheid. Dat woord wordt enkele keren in het boek Openbaring gebruikt (Op 12:3; Op 13:1; Op 19:12). Hier is het stefanos, dat is een erekroon als symbool voor een overwinnaar. Deze kroon is niet van goud, maar van laurierbladeren. De materiële waarde van de kroon is dan ook nihil. De symbolische waarde is echter enorm vanwege de eer die ermee verbonden is.

Deze kroon krijgt iemand als blijk van waardering voor het leveren van een bijzondere prestatie. Deze kroon kon worden verdiend bij de Olympische Spelen. Met deze kroon in het vooruitzicht was een deelnemer bereid zich grote inspanningen te getroosten en zichzelf allerlei ontzeggingen op te leggen. De stefanos is een enorme aanmoediging om de wedloop te lopen.

In deze betekenis wordt ‘de kroon van het leven’ – ook genoemd in Openbaring 2 (Op 2:10) – door de Heer Jezus uitgedeeld op de ‘dag van de decoratie’. Op die dag worden ook andere te verdienen kronen uitgedeeld, zoals ‘de kroon van de gerechtigheid’ (2Tm 4:8) en ‘de onverwelkelijke kroon van de heerlijkheid’ (1Pt 5:4). Wie door de verzoekingen zijn heengegaan en hebben getoond niet voor het leven op aarde te leven, maar voor het ware leven, die zelfs hun trouw met de dood hebben willen bekopen, krijgen die kroon als een speciaal eerbetoon van Godswege.

Als de Heer Jezus terugkomt met de Zijnen, zal aan hen ‘het leven’ als kenmerk worden gezien. Dat wil zeggen dat aan hen het speciale kenmerk van de Heer Jezus als het leven, want Hij is het leven (Jh 11:25; Jh 14:6), gezien zal worden. Zij zullen het leven als een ereteken dragen. Het leven dat zij hebben geleefd en waarvan de voortreffelijke kwaliteit in de moeilijkste omstandigheden is bewezen, zal dan uit de hand van de Heer Jezus, zichtbaar voor iedereen, worden ontvangen. Zo wordt Hij verheerlijkt in Zijn heiligen en bewonderd in allen die hebben geloofd (2Th 1:10).

Wij moeten christenen zijn die zich trainen in het afstand doen van alles wat ons de prijs zou doen missen (1Ko 9:27). Om dat met hart en ziel te doen is liefde nodig. Daarover spreekt Jakobus in het laatste deel van Jk 1:12. Alleen zij die Christus liefhebben, zijn bereid zich aan harde en langdurige training te onderwerpen.

“Die Hem liefhebben” is een prachtige uitdrukking, die vier keer in het Nieuwe Testament voorkomt, waarvan twee keer in deze brief (Rm 8:28; 1Ko 2:9, Jk 1:12; Jk 2:5). Dat laat wel zien dat echte geloofspraktijk slechts mogelijk is als liefde voor de Heer Jezus de drijfveer is. Alleen liefde voor Hem zal in jou bewerken dat jij je inspant en je opofferingen getroost. Daarvoor moest in jou een totale verandering plaatsvinden, want je was een hater van God. God liefhebben is jouw antwoord op Gods liefde voor jou.

Lees nog eens Jakobus 1:6-12.

Verwerking: Hoe kun jij de kroon van het leven ontvangen?

Copyright information for DutKingComments