James 3:7-8

Twee bronnen

Jk 3:7. “De menselijke natuur” heeft het in zich om alle dieren met hun natuurlijke drang naar ongebondenheid te temmen, dat wil zeggen aan zich te onderwerpen. De mens is in staat de wildste, de snelste en de ongrijpbaarste dieren, de hoogste vliegers en de diepste zeemonsters te vangen en te bedwingen.

Jk 3:8. De mens is superieur aan alle geschapen wezens, maar de tong is de baas van de mens. Misschien kun jij wel je tong in bedwang houden. Dat is alleen mogelijk door de kracht van de Heilige Geest. Als je Hem de heerschappij geeft in je leven, kan Hij het nieuwe leven in jou door je tong tot uiting brengen.

Over de tong van een ander heb je echter geen enkele zeggenschap. Geen mens is in staat de tong van een ander te bedwingen. De tong “is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn”. Tegen giftige dieren kun je je wapenen of hen opsluiten, zodat ze je geen kwaad doen, maar het is onmogelijk het dodelijke venijn van de tong te voorkomen. De tong van de natuurlijke mens wordt vergeleken met een slang en zijn woorden met dodelijk addergif (Ps 140:4; Rm 3:13-14).

Jk 3:9. Ik denk dat je volmondig met deze scherpe karakterisering van de tong instemt. Maar pas op. Ineens richt Jakobus de punt van de pijl op jou, terwijl hij ook zichzelf erbij insluit. Hij spreekt over belijdende gelovigen en daar hoor jij ook bij. Wat doe je met je tong? Je prijst er “de Heer en Vader” mee en je vervloekt er “de mensen” mee “die naar Gods gelijkenis gemaakt zijn” (Gn 1:26-27; 1Ko 11:7).

Jk 3:10. Hoe is het mogelijk dat er “uit dezelfde mond … zegen en vloek” voortkomt? Of herken je dit niet? Heb jij nooit iemand iets akeligs toegewenst omdat die ander je slecht behandelde, terwijl je toch ook God hebt geprezen voor de goedheid en genade die Hij jou heeft bewezen? Nou, dat is wat Jakobus bedoelt en wat niet mogelijk zou moeten zijn. Je kunt in een samenkomst de Heer Jezus en de Vader prijzen en vlak daarna, als je bij iemand op bezoek bent, je medegelovigen of ook ongelovigen met je tong zwart maken.

Jk 3:11. Jakobus wijst een dergelijk dubbelhartig gebruik van de tong radicaal van de hand. Hij verduidelijkt het oneigenlijke van een dergelijk gebruik door enkele voorbeelden uit de natuur. In de natuur is het onmogelijk dat tegenovergestelde dingen uit een en dezelfde bron komen. De tong vormt een uitzondering op die algemene, vanzelfsprekende regel. De tong kan helaas wel tegenovergestelde woorden uiten. De tong, gezien als een bron, kan wel het zoete én het bittere laten opwellen. De tong kan wel op het ene moment geestelijke uitspraken doen en op een volgend moment vleselijke uitspraken doen.

Jij bent in staat om op het ene moment een zoet woord te spreken, een woord dat aangenaam is, en op een ander moment een bitter woord, een woord waarin verbittering tot uiting komt. Bedenk echter dat beide niet uit dezelfde, dieper gelegen, bron voortkomen. Het goede, “zoete” woord komt uit het nieuwe leven voort, het “bittere” komt uit de oude natuur voort.

Daarom is het belangrijk erop te letten welke natuur gezag over je tong heeft. Door het nieuwe leven kun je met een nieuwe tong spreken, dat wil zeggen dat je sinds je bekering op een andere manier kunt praten dan in de tijd dat je de Heer Jezus niet kende. Als daar nog weinig van te merken is, kan de oorzaak daarvan zijn dat je hart vaak weinig vervuld is van de Heer Jezus.

Jk 3:12. Elke uiting geeft aan uit welke bron die uiting voortkomt. Kwaadspreken van een medemens komt voort uit de oude mens. Een lofprijzing aan God komt voort uit de nieuwe mens. Aan de vruchten ken je de boom (Mt 12:33). In de natuur is het logisch dat elke boom de vrucht voortbrengt die bij die boom hoort en geen vrucht die bij een andere boom hoort. Het is dwaas om te veronderstellen dat je van een vijgenboom olijven zou kunnen plukken of vijgen van een wijnstok. Zo is het even onmogelijk dat je zoet water kunt drinken uit een zoute bron. Wat in de natuur onmogelijk is, kan helaas bij de gelovige wel zo zijn.

Jk 3:13. Er is echter een middel dat ons helpt onze tong goed te gebruiken. We kunnen onze tong goed gebruiken als we wijs zijn en als we ons bewust zijn in welke tijd wij leven. We leven in de eindtijd. In zo’n tijd kunnen we het ons eenvoudig niet veroorloven om verkeerd om te gaan met onze tong, bijvoorbeeld om anderen onderuit te halen. In de eindtijd worden we aangesproken om “wijs en verstandig” te zijn. Daarom klinkt de vraag wie ‘wijs en verstandig’ is.

De profeet Hosea spreekt daar ook over (Hs 14:10). Hosea beschrijft de wegen van God met Israël. Gods wegen monden uit in een wereld vol vrede onder de heerschappij van de Heer Jezus. ‘Wijs en verstandig’ is hij die de les uit de wegen van God trekt en die toepast in zijn leven. Je kunt uit het verleden van Gods volk leren hoe je moet leven. Ook in Psalm 107 klinkt aan het einde van die psalm die vraag naar aanleiding van de wegen van God (Ps 107:43).

Het lijkt erop dat Jakobus aan die beide verzen heeft gedacht. Dat hij die vraag stelt, betekent dat niet iedereen wijs en verstandig is, maar dat hij de enkeling, jou, wil aanspreken. In Israël was sprake van slechts één stam waarvan gezegd kon worden dat die verstandig was in het verstaan van de tijden (1Kr 12:32).

Als je begrijpt dat je in de eindtijd leeft, weet je dat het niet aankomt op woorden, maar op daden. Het gaat om “een goede wandel in wijze zachtmoedigheid”. Zo’n wandel heeft niets met slapheid, maar juist met kracht te maken. Alleen is het geen natuurlijke kracht, maar geestelijke kracht. Je ziet dat volmaakt in het leven van de Heer Jezus op aarde. Je kunt het van Hem leren (Mt 11:29). Als je van Hem leert en het in je leven in praktijk brengt, ben je een bemoedigend voorbeeld voor anderen (Dn 11:33).

Jk 3:14. Maar, zegt Jakobus, van zo’n wandel komt niets terecht als je “bittere jaloersheid en twistzucht” in je hart hebt. Je bent jaloers als je een ander misgunt wat hij heeft omdat jij het niet hebt en het zelf ook wilt hebben. Dat geldt zowel voor stoffelijke als voor geestelijke zaken. Een dergelijke jaloersheid uit zich in twistzucht. Er ontstaat ruzie over wat je de ander misgunt. Grote woorden vliegen uit je mond. Jij hebt toch minstens zoveel recht op wat die ander heeft!

Zo kom je tot een liegen “tegen de waarheid”. Je gaat in tegen de waarheid van Gods Woord waarin we zien dat we allemaal verschillend zijn en dat we ook allemaal verschillend in het leven en ook in de gemeente staan.

Jk 3:15. Een dergelijke opstelling geeft geen blijk van een wijsheid die je van boven hebt ontvangen, maar integendeel van een wijsheid die van beneden is. Het is geen Goddelijke, hemelse wijsheid, maar een “aardse” wijsheid. Het is geen wijsheid die van de Geest van God komt, maar van je natuurlijke gevoelens, je ‘onderbuikgevoelens’. Het is een “ongeestelijke” wijsheid, want het gaat om de bevrediging van je vleselijke behoeften. Deze wijsheid is ingegeven door de overste van de demonen, de duivel, de vader van de leugen (Jh 8:44) en is dan ook “demonisch” van karakter.

Jk 3:16. Je ziet het in de gevolgen van “jaloersheid en twistzucht”. Jaloersheid en twist veroorzaken niets anders dan “wanorde” en een praktijk die allerlei vormen van kwaad vertoont.

Jk 3:17. Het is mogelijk om die wijsheid in te leveren en te veroordelen en daarvoor in de plaats je te laten leiden door de wijsheid die van boven is. Dat houdt in dat je naar Christus kijkt Die de wijsheid van God is (1Ko 1:24; 30). Zo wordt Hij ook aan de gemeente in Kolosse voorgesteld en daarom was daar geen wanorde, maar orde en vastheid in het geloof (Ko 2:3; 5).

1. Het eerste kenmerk van de wijsheid van boven is dat zij “rein” is. Jakobus benadrukt dit kenmerk door te zeggen dat reinheid in de wijsheid “de eerste plaats” inneemt. De volgende kenmerken vloeien daaruit voort. Reinheid is een eerste vereiste omdat het gaat om God Zelf Die rein is. Hij kan nooit in verbinding worden gebracht met zonden (Jk 1:13). Als er zonde in je leven is, kun je niet geleid worden door de wijsheid van boven en kan er ook van de volgende kenmerken van de wijsheid geen sprake zijn.

2. Als je de zonde belijdt, ben je weer rein (1Jh 1:9) en kun je “vervolgens vreedzaam” zijn en vredestichtend je weg gaan. Zo spreekt de Heer Jezus erover in de bergrede, waar op reinheid ook vrede volgt (Mt 5:8-9).

3. Je zult ook “inschikkelijk” kunnen zijn, dat wil zeggen dat je niet op je rechten gaat staan en dingen voor jezelf opeist.

4. Je bent ook “gezeglijk”, dat is aanspreekbaar en corrigeerbaar.

5. Verder raak je, als je je laat onderwijzen door de wijsheid die van boven is, “vol barmhartigheid en goede vruchten”, wat in je leven zichtbaar zal worden, zoals dat ook bij de Heer Jezus het geval was.

6. Je staat als “onpartijdig” boven partijvorming en laat je niet in een bepaald kamp trekken.

7. Tenslotte ben je “ongeveinsd”, wat betekent dat je geen huichelaar bent. Je doet je niet anders voor dan je bent.

Jk 3:18. Dat alles mag je in de wereld laten zien en tegenover anderen in praktijk brengen. Deze zeven kenmerken van de wijsheid die van boven is, zijn “[de] vrucht van [de] gerechtigheid”. Ze komen voort uit gerechtigheid. Als ze in praktijk worden gebracht, worden ze als het ware gezaaid. Deze vruchten kunnen alleen “in vrede gezaaid” worden. Vrede is het motief om deze vrucht te zaaien.

En wat levert deze vrucht op? Vrede (Ps 85:11). Als je vrede maakt, als je een vredestichter bent (Mt 5:9), oogst je vrede. Je oogst wat je zaait (Gl 6:7b). Je bent voortdurend aan het zaaien. Alle woorden die je uitspreekt en alle daden die je doet, zijn zaad dat door jou wordt uitgestrooid.

Als je woorden en daden ingegeven zijn door de wijsheid van boven, zul je een prachtige vrucht, de vrede, oogsten. Je geniet dan nu al van wat in het komende vrederijk overal op aarde aanwezig zal zijn.

Lees nog eens Jakobus 3:7-18.

Verwerking: Hoe kun je de wijsheid van boven in je leven laten werken?

Copyright information for DutKingComments