‏ James 5:19-20

Gebed

Jk 5:13. In het eerste vers van dit gedeelte zie je drie situaties waarin iemand zich kan bevinden:

1. Iemand kan lijden.

2. Iemand kan welgemoed zijn.

3. Iemand kan ziek zijn.

Het zijn situaties die een bepaalde reactie oproepen bij wie zich daarin bevindt. Het gaat erom

1. hoe er wordt gereageerd op lijden,

2. wat er wordt gedaan met gevoelens van blijdschap en

3. hoe ziekte wordt ondergaan.

De wereld ontvlucht lijden, geeft luidruchtig uiting aan gevoelens van blijdschap en ondergaat knarsetandend ziekte. De gelovige mag daar anders op reageren. Het is prachtig om te zien dat Jakobus in elk van de drie situaties naar God als de toevlucht van de gelovige verwijst.

1. Wie lijdt, mag met zijn lijden naar God gaan door te bidden. Daardoor zal hij vertroosting ondervinden (2Ko 1:3-7).

2. Wie in voorspoed leeft en niet geplaagd wordt door tegenslagen, mag daarvoor zijn dank uitzingen tot God. Daardoor erkent hij God als de bron van zijn voorspoed en wordt hij ervoor bewaard door de voorspoed God te vergeten. Lijden willen we wel vaak bij God brengen, maar we vergeten vaak onze vreugde met Hem te delen.

3. Jk 5:14. Wie ziek is, mag dat bekendmaken aan de oudsten van de gemeente. Dat betekent niet dat God hierbuiten staat en de zieke zijn gezondheid van mensen verwacht (vgl. 2Kr 16:12), maar dit is de weg die God wijst. De oudsten zijn als het ware Zijn vertegenwoordigers.

Dit wil niet zeggen dat voor elke ziekte een beroep moet worden gedaan op de oudsten van de gemeente. Timotheüs krijgt niet het advies om de oudsten van Efeze te roepen om voor hem te bidden en hem gezond te maken. Paulus geeft hem het eenvoudige advies een beetje wijn te nemen (1Tm 5:23).

Het vervolg hier maakt duidelijk dat het om een ernstige ziekte gaat die ook nog eens het gevolg van bepaalde zonden zou kunnen zijn. Als dat het geval is, heeft de ziekte de zonde openbaar gemaakt. Het is niet voldoende dat de zieke zijn zonden alleen tussen zich en God houdt.

De ziekte is niet een klein griepje. Het woord dat Jakobus voor ‘ziek’ gebruikt, wijst erop dat de zieke zwak, zonder kracht, is. Ook is het duidelijk dat de zieke de samenkomsten niet kan bezoeken, want hij moet de oudsten bij zich roepen. Tevens zie je in de uitdrukking “de Heer zal hem oprichten”, dat het gaat om iemand die op bed ligt, of aan huis gebonden is, terwijl de kracht hem ontbreekt om op te staan.

Als de zieke de oudsten bij zich heeft geroepen, moeten zij over hem bidden. Niet de zieke moet bidden. Ook moeten de oudsten hem “zalven met olie in de Naam van de Heer”. Over wat de olie voorstelt of bewerkt, is al heel wat gezegd en geschreven. Enkele mogelijkheden die mij hebben aangesproken, geef ik aan je door ter overweging.

De ene overweging is dat de olie een gewoon geneesmiddel is (vgl. Js 1:6; Jr 8:22; Lk 10:34). Aan die olie moet geen wonderbare werking worden toegekend, net zomin als dat het geval is bij de vijgenkoek die Hizkia moest nemen om die op zijn wond te leggen (Js 38:21). De Heer moet de middelen zegenen. Daarom wordt Zijn Naam eraan verbonden. Het gebruik van olie door de oudsten kan een medische handeling zijn die dient om de zieke wat verlichting in de pijn te geven, zonder daaraan de conclusie te verbinden dat hij zal genezen. Er is geen sprake van een godsdienstig ritueel.

De andere mogelijkheid is dat het gebruik van olie een symbolische betekenis heeft. De zalving heeft dan de betekenis van iemand speciaal eren. Zo lees je over het zalven van de voeten van de Heer (Jh 12:3) en van het lichaam van de Heer (Mk 16:1). De Heer neemt het Simon kwalijk dat deze Hem het bewijs van hoffelijkheid heeft onthouden door Hem niet te zalven (Lk 7:46).

Ook voor deze betekenis van het zalven is veel te zeggen. Het zal de zieke, die zich mogelijk afvraagt of God nog wel naar Hem omziet, goeddoen om door deze zalving te ervaren dat God toch naar Hem omziet. Misschien dat in verbinding met de vermelding in Markus 6 (Mk 6:13) de olie ook als een symbool van de volmacht of het gezag van de oudsten gezien kan worden om het gebed tot genezing te bidden.

Jk 5:15. Hoe het ook zij, het gebed en gebed alleen brengt zegen van God voor zieke gelovigen en het gebruik van olie is op geen enkele manier een wezenlijk deel dat nodig zou zijn om die zegen te krijgen. Niet de olie bewerkt de genezing, maar het gebed van het geloof van de oudsten. Dat dit gebed van geloof door de Heer wordt verhoord, is te zien aan het feit dat Hij de zieke opricht.

Aan het oprichten van de zieke is, ingeval de zieke zonden heeft gedaan, tevens de vergeving verbonden. Er kan geen zegen van genezing zijn als er geen belijdenis is geweest. Daarom moet er belijdenis aan vooraf zijn gegaan, want zonden worden alleen vergeven als ze worden beleden. Het betreft hier de vergeving van de zonden door de oudsten. De zieke zal zijn zonden al aan God hebben beleden en van God vergeving hebben gekregen (1Jh 1:9). Het is ook belangrijk dat de oudsten de vergeving uitspreken (vgl. Jh 20:23; Mt 18:18). Als gevolg daarvan is er ook een openlijk herstel van gemeenschap met de gelovigen.

Jk 5:16. De situatie van het ‘ziekbed-gebed’ brengt Jakobus ertoe om de noodzaak te onderstrepen van het belijden van de zonden aan elkaar, ook als er van ziekte geen sprake is. Elkaar de zonden belijden is niet de biecht, zoals die door de rooms-katholieke kerk wordt geleerd en uitgeoefend. Bij die biecht belijdt iemand zijn zonden aan een persoon die daarmee niets te maken heeft en dat in de aanmatigende status van middelaar tussen de zondaar en God.

De oproep van Jakobus slaat op situaties waarin we tegen elkaar hebben gezondigd. Zonde verhindert altijd de zegen van God. Die verhindering wordt weggedaan door belijdenis. Als zonde wordt beleden, kan de zegen weer vrij stromen en kunnen er ingeval van ziekte ook genezing en gezondheid komen.

Het is overigens niet verkeerd om zonden te belijden aan iemand tegen wie niet is gezondigd als het gaat om pastorale hulp. Iemand kan gekweld worden door een zonde, maar niet goed weten hoe hij die moet belijden. Het kan bijvoorbeeld ook zijn dat de persoon tegen wie gezondigd is, niet meer leeft. Dan is het goed om samen met een vertrouwenspersoon de zonde te belijden en dat die ander hem ook verzekert dat de vergeving door God vaststaat omdat God het heeft gezegd in Zijn Woord (1Jh 1:9).

De kracht van het gebed is geweldig. Voorwaarde is wel dat het gebeden wordt door een rechtvaardige. Met een rechtvaardige bedoelt Jakobus niet iemand die door het geloof een rechtvaardige voor God is, hoewel hij dat natuurlijk is, maar iemand die als een rechtvaardige leeft. Als zo iemand bij God komt met een krachtig gebed, kan en zal God ernaar luisteren. Hij hoeft dan niet eerst met de bidder te spreken over dingen die in zijn leven niet kloppen. Een rechtvaardige heeft omgang met God, hij is daaraan gewend en kent daardoor de wil van God.

Jij kunt een rechtvaardige zijn. Dat is geen status die je bereikt door goed te leven, maar dat ben je als, voor zover je weet, je leven rein is voor God. God wil in Zijn handelingen jouw gebed inschakelen. Hij luistert ernaar en gebruikt het tot verwerkelijking van Zijn plannen.

Jk 5:17. Als voorbeeld van een rechtvaardige die een krachtig gebed bidt, haalt Jakobus Elia naar voren. Elia staat vlak bij je en niet boven je, hoewel je zeker tegen hem zult opkijken. Ik tenminste wel. Hij is echt een man Gods. Elia heeft ook zijn zwakke momenten gekend. Daarom staat hier dat hij “een mens van gelijke natuur als wij” was. Daarom ook kun je veel van hem leren. Hij kon onverschrokken voor de goddeloze koning Achab staan omdat hij zich ervan bewust was dat hij niet voor Achab, maar voor Gods aangezicht stond (1Kn 17:1). Hij kondigde aan dat het niet zou regenen. In die aankondiging lees je niet van gebed. Dat lees je hier. Jakobus vertelt dat aan die aankondiging gebed vooraf is gegaan.

Hoe kon Elia een dergelijk gebed, dat oordeel betekende, bidden? Hij kende Gods gedachten en daarom bad hij dit merkwaardige gebed (Dt 11:16-17). Hij had Gods volk lief en hij had God lief. God verlangde ernaar dat Zijn volk bij Hem terugkwam en dat kon alleen door het oordeel van droogte te laten komen. Het is een gebed tot de Heer om ons niet te zegenen, opdat we zullen voelen dat we van Hem afgeweken zijn. Het gebed van Elia werd verhoord.

Jk 5:18. Na verloop van tijd bad hij opnieuw en dit keer bad hij om regen. Hij begreep dat de tijd van zegen was aangebroken omdat hij het offer had gebracht en het volk de belijdenis had uitgesproken dat Jahweh God is (1Kn 18:38-39).

Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk, juist in de laatste dagen, gebed is. Er zijn mensen nodig die Gods wil kennen en overtuigd zijn van de kracht van het gebed. Ik hoop dat jij een bidder zult zijn. Daarvoor is geen gave nodig, je hoeft er ook geen cursus voor te volgen. Je moet het eenvoudig doen. Denk nog maar eens goed na over dit gebed van Elia en neem je voor meer en krachtiger te gaan bidden.

Jk 5:19. Jakobus besluit zijn brief met twee verzen over het terugbrengen van iemand die van de waarheid is afgedwaald. Dat sluit goed aan op Elia. Elia was ook een hersteller. Door zijn gebed heeft hij de relatie tussen God en Zijn volk hersteld. Hij heeft het volk teruggebracht bij God. Jij kunt ook iemand door gebed terugbrengen bij God.

Ken jij mensen, gelovigen, die eerst trouw waren in hun dienst voor de Heer, maar het nu niet meer zo nauw nemen met de waarheid? Als ze zo doorgaan, komen ze in de dood terecht. Jij mag zo iemand terugbrengen van die dwaalweg door voor hem te bidden. Als je zo in gebed voor de betreffende afgedwaalde bidt, kan de Heer je ook duidelijk maken of je zo iemand moet opzoeken en hoe je hem moet aanspreken.

Jk 5:20. Als je hem terugbrengt, red je hem van de dood en bedek je ook een menigte van zonden. Hij zal tot berouw komen en zijn verkeerde weg en daden belijden. Dan mag hij opnieuw weten dat al zijn zonden zijn vergeven, dat ze zijn geworpen in de diepten van de zee. Door het terugbrengen van de afgedwaalde voorkom je ook dat hij nog verder verstrikt raakt in de macht van de zonde. Ook in die zin heb je ervoor gezorgd dat een menigte van zonden is bedekt, namelijk omdat ze niet zijn begaan.

Ik hoop van harte dat jij het verlangen hebt dat afgedwaalde gelovigen terugkeren naar God.

Lees nog eens Jakobus 5:13-20.

Verwerking: Ga vurig bidden voor het herstel van afgeweken gelovigen.

Copyright information for DutKingComments