James 5:5

Waarschuwing voor de rijken

Jk 5:1. Jakobus richt zich in scherpe bewoordingen tot de rijken. Daar hebben ze het dan ook zelf naar gemaakt. Zij openbaren zich als de tegenstanders van de armen, in wie we het gelovig overblijfsel van Gods volk kunnen herkennen. Zij slepen hen voor de rechter (Jk 2:6). De rijken oefenen macht over de armen uit die van hen afhankelijk zijn. Als de armen in hun armoede bijvoorbeeld de huur van hun woning niet kunnen betalen, maken de rijken er een rechtszaak van. De rechters zijn ook op hun hand, want die zijn omkoopbaar.

De rijken hangen aan hun rijkdom, ze vertrouwen erop. Daardoor is er een scheiding tussen hen en God. Waarop ze vertrouwen, zal hun echter worden ontnomen. Gods oordeel zal hen treffen. Met het oog daarop roept Jakobus de rijken op zich bewust te worden van wat hen te wachten staat. Het zou hen tot wenen en jammeren moeten brengen als uiting van berouw over de door hen begane zonden. Als ze nu nog tot inkeer komen, zal dit wenen en jammeren van tijdelijke aard zijn. Als ze zich niet bekeren, zullen ze tot in eeuwigheid wenen en jammeren.

Jk 5:2. Jakobus spreekt hen niet aan als ‘broeders’. Deze rijken zijn ongelovigen die hun rijkdom op oneerlijke wijze hebben verkregen. De rijkdom die ze bezitten, is verrotte rijkdom, en de prachtige kleding die ze dragen (Jk 2:2) en waarmee ze pronken, vertonen de sporen van aanvreting door de mot. Verrotte rijkdom is rijkdom die geen enkel houvast biedt. Door de mot verteerde kleding is kleding die geen enkele warmte geeft.

Deze uitval van Jakobus in de richting van de rijken moet zijn lezers, die tot de twaalf stammen behoren, wel vreemd in de oren hebben geklonken. Rijkdom is in het Oude Testament immers in het algemeen juist een bewijs van Gods gunst. Heeft Hij niet beloofd dat ze bij trouw rijk gezegend zouden worden (Dt 28:1-14)? Die belofte betreft echter een nationale zegen die het volk als geheel zou krijgen als het volk als geheel God gehoorzaam zou zijn. Maar het volk als geheel is God zeer ontrouw geworden met als dieptepunt de verwerping van de Heer Jezus. Daardoor zijn de dingen anders komen te liggen en kan het zo zijn dat een trouwe gelovige arm is en dat een goddeloos iemand rijk is. Dat is de situatie onder de twaalf stammen aan wie Jakobus schrijft.

Jk 5:3. De rijken menen in hun dwaasheid dat hun goud en zilver hen in staat stelt onbeperkt van het leven te kunnen genieten. Jakobus haalt die schijnzekerheid volledig onderuit. De glans van deze voor de rijken zo waardevolle materialen is niet alleen verbleekt, maar is veranderd in roest. Jakobus stelt het eindresultaat voor. Evenals verrotting en vertering door de mot is roest een toestand waardoor een metalen voorwerp volkomen waardeloos wordt. Roest is een proces dat uitloopt op volledig verderf. Alles wat deze rijken hebben verworven, zal tegen hen getuigen. God zal hun de waardeloosheid van de door hen verzamelde schatten laten zien. Deze zullen het bewijs leveren van hun goddeloze leven. Daarna zullen ze hun verdiende loon ontvangen in het eeuwige vuur (Op 20:11-15).

Als een extra verwijt spreekt Jakobus uit dat ze bezig zijn geweest met het verzamelen van schatten “in [de] laatste dagen”. Het is al dwaas om voor zichzelf schatten te verzamelen, het is extra dwaas dat in de laatste dagen te doen. Wie zo leeft, is niet alleen egoïstisch en gevoelloos voor de nood van anderen, maar ook kortzichtig en blind voor het dreigende oordeel dat hem en zijn bezit zal treffen.

Voor jou als gelovige is dat ook een waarschuwing. Laat je niet meeslepen en opjagen in het gevecht om steeds meer. De roeping van de christen is niet verzamelen, maar geven. Een christen laat zien Wie God is, en God is een Gever.

Als Jakobus in zijn dagen al spreekt over de laatste dagen, hoeveel te meer geldt dat dan voor ons. Het is nooit Gods bedoeling geweest dat de christen op aarde schatten zou verzamelen. Kijk maar naar het grote Voorbeeld, de Heer Jezus. Van Hem lees je dat Hij, terwijl Hij rijk was, ter wille van ons arm is geworden, opdat wij door Zijn armoede (geestelijk) rijk zouden worden (2Ko 8:9).

De knecht van Elisa, Gehazi, is een sprekend voorbeeld van hoe het niet moet. Gehazi had door leugen en bedrog schatten verzameld. Hij krijgt te horen dat het er niet de tijd voor was (2Kn 5:26). Hij hoefde zijn rijkdom niet terug te sturen naar Naäman, maar hij kreeg er de melaatsheid van Naäman bij. De zucht naar rijkdom maakt melaats, dat wil zeggen het veroorzaakt een ziekte die uitloopt op de dood. De rijke die voor zijn rijkdom leeft, loopt met de dood in de schoenen.

Jk 5:4. Hoe hebben deze rijken hun schatten verkregen? Die hebben ze op uiterst onrechtvaardige manier verkregen. Ze hebben gewoon het loon ingehouden van de arbeiders die ze hadden gehuurd om hun akkers te bewerken. Ze genoten van de opbrengst van het werk van de arbeiders en ze genoten van de gedachte dat ze ook het loon van hun arbeiders op zak hielden. Ze rekenden zichzelf rijk, want ze meenden dubbele winst op te strijken.

Jakobus houdt hun voor dat ze een misrekening maken. Ze rekenen namelijk buiten “de Heer Zebaoth”. De Heer Zebaoth is Jahweh van de legermachten. Het is God in Zijn majesteitelijke grootheid als de Aanvoerder van alle hemelse en aardse legers.

De rijken sluiten hun oren voor het geroep van de armen, de door hen benadeelden, maar de oren van de Heer Zebaoth zijn niet gesloten. Zijn oren horen twee dingen. Er is loon dat de rijken onrechtmatig hebben ingehouden dat tot Hem roept en ook de kreten van de maaiers bereiken Zijn oren. Het onrechtmatig ingehouden loon getuigt voor Gods aangezicht tegen hen. Zij zijn door hun handelwijze wetsovertreders (Lv 19:13; Dt 24:14-15) en ze zullen als zodanig worden geoordeeld. God zal de aanklagers die tot Hem hebben geroepen in het gelijk stellen en er ook voor zorgen dat zij schadeloos worden gesteld.

Jk 5:5. De rijken hebben zich buitensporig te goed gedaan aan alle weelde en genotzucht die de aarde maar te bieden heeft. Ze hebben dat gedaan over de rug van de armen. In hun hart is er geen enkele verhindering geweest om een dergelijk leven te leven. Ze hebben hun “harten te goed gedaan”. Ze hebben zich met hart en ziel aan dit liederlijke leven overgegeven. Dat bewijst wel hun totale afstomping. Het geweten functioneert niet meer.

Ze hebben geschransd als varkens. Elke dag was voor hen een “slachtdag”, een dag met een overvloed aan vlees. In plaats van dat met anderen te delen zijn ze erop aangevallen en hebben er hun vadsige lichamen verder mee volgepropt. Hun god is de buik (Fp 3:19).

Het kan ook zijn dat Jakobus het woord ‘slachtdag’ gebruikt als een zinspeling op het oordeel dat hen dreigend boven het hoofd hangt. Een slachtdag betekent voor een dier het einde van zijn leven. Deze mensen krijgen te horen dat ze, terwijl de slachting van het oordeel eraan komt, vrolijk verder feesten. Aan het oordeel willen ze niet denken.

Jk 5:6. Als hoogtepunt, of beter, dieptepunt, van hun egoïstische levensstijl houdt Jakobus de rijken voor dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan de dood van rechtvaardige volksgenoten. Dezen hebben zich daar niet tegen verzet. Jakobus kan deze beschuldiging uitspreken omdat de geest van de rijken dezelfde geest is die de Heer Jezus naar het kruis heeft gebracht. In een leven dat alleen om eigen eer en bevrediging draait, is er geen plaats voor Hem. Waar Hij Zich in een dergelijk leven aandient om aan te bieden wat werkelijk vreugde geeft, wordt Hij veroordeeld en vermoord, ook al heeft Hij nog zoveel goeds gedaan.

De egoïst verdraagt geen goedheid, want dat bewijst zijn slechtheid. Daar wil hij niet mee worden geconfronteerd en daarom zal hij alles uitschakelen wat dat probeert. Dat doet hij met mensen die hem alleen maar om het loon vragen waarop ze recht hebben. Zulke rechtvaardigen kan hij niet uitstaan.

Bovenal geldt het voor dé Rechtvaardige, de Heer Jezus. Jakobus lijkt toch vooral aan Hem te denken. De laatste zin, “Hij weerstaat u niet”, lijkt dat te bevestigen. De Heer Jezus heeft hen, die rijk zijn in macht en eer en bezit, niet weerstaan in de uiting van al hun slechtheid. Hij heeft Zijn mond niet opengedaan, maar Zich als een lam naar de slachtbank laten leiden (Js 53:7). Hij heeft alle onrecht verdragen en geen weerstand geboden. Hij heeft alles overgegeven aan Hem Die rechtvaardig oordeelt (1Pt 2:23). Hij heeft als de Rechtvaardige geleden voor onrechtvaardigen, opdat Hij ieder die dat erkent, tot God zou brengen (1Pt 3:18). Tegenover alle slechtheid van de mens schittert Zijn volmaaktheid in alle dingen. Zijn voorbeeld mag voor jou een bemoediging zijn als jou onrecht wordt aangedaan.

Lees nog eens Jakobus 5:1-6.

Verwerking: Welke waarschuwing(en) bevat dit gedeelte voor jou?

Copyright information for DutKingComments