Jeremiah 1:3

Inleiding

Deze toelichting op het bijbelboeken Jeremia en Klaagliederen is bedoeld als een hulp bij persoonlijke studie van deze bijbelboeken. Ieder die er gebruik van maakt, wordt aangeraden dat te doen op dezelfde wijze als de Joden in Beréa naar de uitleg van het Woord luisterden: “Zij ontvingen het Woord met alle bereidwilligheid, terwijl zij dagelijks de Schriften onderzochten of deze dingen zo waren” (Hd 17:11).

Het is mijn verlangen en gebed dat het lezen van deze toelichting de liefde voor Gods Woord groter maakt. Het gevolg zal zijn: meer trouw en toewijding in het navolgen van de Heer Jezus. Dat zal zijn tot verheerlijking van de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, “aan Wie de heerlijkheid en de kracht is tot in alle eeuwigheid! Amen” (1Pt 4:11b).

Ger de Koning

Middelburg, januari 2014, nieuwe versie september 2020

Inleiding

Het boek Jeremia is een profetisch boek dat zich vooral tot het geweten van het volk Israël en dan in het bijzonder tot dat van Jeruzalem en Juda richt. Dat is nodig, omdat het volk zich van God heeft afgekeerd met als gevolg de dreiging van het oordeel. De opleving onder koning Josia die het volk in diezelfde tijd beleeft, zal blijken slechts tijdelijk en oppervlakkig te zijn. Jeremia weet dat het volk innerlijk niet is veranderd.

De periode waarin Jeremia profeteert, is lang. Hij begint met profeteren na het jaar waarin Josia Jeruzalem en het land van de afgoden reinigt en eindigt met profeteren nadat de stad Jeruzalem door Nebukadnezar is verwoest. De hele periode beslaat een tijd van ruim veertig jaar. Jeremia is rond 646 v.Chr. geboren, wordt rond 626 v.Chr. tot profeet geroepen en sterft waarschijnlijk niet lang na 586 v.Chr., het jaar van de val van Jeruzalem. Die hele periode is voor Jeremia een tijd van ellende en nood. Zijn leven kan worden gekarakteriseerd als één lang martelaarschap.

Jeremia, de profeet

Jeremia vertelt meer dan enige andere profeet over zichzelf. We horen veel uitingen van zijn emoties. Het hart van de profeet is vol pijn en verdriet omdat hij het volk liefheeft en tegelijk een diep gevoel heeft van de betrekking waarin het volk tot de HEERE, Jahweh, staat. Dat veroorzaakt een voortdurende innerlijke strijd. Enerzijds ziet hij de waarde die het volk voor de HEERE heeft en anderzijds wordt hij gedrongen door een heilige jaloersheid voor de heerlijkheid en de rechten van God.

De omstandigheden waarin Jeremia zich bevindt en de ervaringen die hij daarin beleeft, tonen duidelijker dan waar ook aan wat het is om ‘profeet’ te zijn. Hij heeft als een eenzame gediend, zonder familie – hij was niet getrouwd (Jr 16:2) –, nagenoeg zonder vrienden en verworpen door zijn volk. Zijn dienst is, menselijk gesproken, ook nog eens zonder resultaat.

In veel van zijn dienst herinnert hij meer dan enige andere profeet aan de Heer Jezus. Jeremia lijkt in veel opzichten op Hem. Hij is verworpen, net als de Heer Jezus. De Heer Jezus heeft gehuild over Jeruzalem, Jeremia ook. Jeremia is de eenzame profeet, evenals de Heer Jezus. Hij is gevangengenomen zonder oorzaak en veroordeeld zonder schuldig te zijn, evenals de Heer Jezus.

De overeenkomsten zijn echter ook ten dele, want de Heer Jezus is in alles volmaakt en dat is Jeremia niet. Bovenal heeft de Heer Jezus Zijn leven gegeven tot een losprijs voor velen, wat onmogelijk van Jeremia gezegd kan worden.

Jeremia heeft voor het volk gepleit bij God, maar ziet dat het niets uitwerkt bij het volk. Het volk verwerpt God en het getuigenis dat Hij zendt. Het resultaat is dat de HEERE niet meer naar de gebeden voor Israël wil luisteren en zelfs niet meer naar de gebeden van Jeremia. Dit alles maakt van de profeet een ware man van smarten.

Twee dingen houden hem staande. In de eerste plaats de kracht van de Geest van God Die hem leidt en door Wie hij het oordeel aankondigt, ondanks de tegenspraak en de vervolging die zijn deel zijn. In de tweede plaats de openbaring van de eindzegen waarmee het volk naar de onveranderlijke raadsbesluiten van God gezegend zal worden.

Indeling van het boek

1. Jeremia 1 verhaalt de roeping van Jeremia door de HEERE om Zijn profeet te zijn.

2. Jeremia 2-20 zijn niet voorzien van een datering. Het lijkt erop dat de meeste profetieën in die hoofdstukken zijn ontstaan tijdens de regering van Josia. De onderwerpen ervan zijn krachtige getuigenissen tegen het volk over hun ontrouw, doorweven met uitingen van de zielensmart van de profeet. Ook horen we ernstige waarschuwingen voor de inval van een vijand die uit het noorden zal komen.

3. Jeremia 21-45 volgen niet overal een chronologische volgorde. Ze bestaan uit profetieën die waarschijnlijk in verschillende tijdvakken zijn gedaan. Ze bevatten het oordeel dat achtereenvolgens zal komen over de verschillende geslachten van het huis van David, maar ook over de valse profeten die het volk misleiden. We vinden daarbij gebeurtenissen die Jeremia zelf betreffen.

4. Jeremia 46-51 bevatten profetieën over tien heidense volken.

5. De profetieën eindigen in Jeremia 52 met de mededelingen van het verschillende lot van hen die als gevangenen naar Babel zijn weggevoerd en van hen die met Zedekia in Jeruzalem zijn achtergebleven.

Een suggestie voor een historische volgorde in verbinding met de koningen die tijdens het profeteren van Jeremia hebben geregeerd, is als volgt:

De regering van Josia (639-609 v.Chr.) (Jeremia 1-6)

De regering van Joahaz (609 v.Chr., drie maanden) (Jeremia 22)

De regering van Jojakim (609-597 v.Chr.) (Jeremia 7-20; 25-26; 35-36; 45-49)

De regering van Jojachin (597 v.Chr., drie maanden) (Jeremia 13; 22-23?)

De regering van Zedekia (597-586 v.Chr.) (Jeremia 21; 24; 27-34; 37-44; 46; 50-52)

Jeremia en zijn tijd

Wat we in dit boek lezen, zijn “de woorden van Jeremia” (Jr 1:1). Er zijn woorden die hij spreekt in de Naam van de HEERE, woorden die van de HEERE komen en die hij tot het volk moet spreken. Er zijn ook woorden die zijn persoonlijke gevoelens weergeven. In al zijn woorden horen we een man die leeft in nauwe gemeenschap met de HEERE.

De naam “Jeremia” betekent onder andere ‘de HEERE is verheven’. Dat laat hij zeker zien in de twee boeken die we van hem in de Bijbel hebben. De Heilige Geest leidt hem om de namen ‘HEERE’, Jahweh, en ‘Heere’, Adonai, ruim zevenhonderd keer in zijn profetie te gebruiken en nog ruim dertig keer in Klaagliederen.

Jeremia is “de zoon van Hilkia, uit de priesters die in Anathoth waren”. Hij is zeer waarschijnlijk een afstammeling van Eli en daarna van Abjathar, die ook in Anathoth heeft gewoond, maar die van het priesterschap is uitgesloten (1Kn 1:7; 1Kn 2:26). Anathoth is een van de priestersteden (Jz 21:18-19).

Hij spreekt in de dagen van Josia (Jr 1:2), die in 639 v.Chr. koning is geworden. Josia is dan pas acht jaar. Hij is een Godvrezende koning. In het twaalfde jaar van zijn regering (627 v.Chr.), hij is dan twintig, begint hij zijn opruimingswerkzaamheden in Israël (2Kr 34:3). Een jaar later, in 626 v.Chr., Josia is dan eenentwintig, begint Jeremia zijn dienst. Hij is dan een jongeman van ongeveer twintig jaar oud en zal profeteren tot het elfde jaar van Zedekia, dat is ruim veertig jaar lang.

In het jaar dat Jeremia met profeteren begint, is Assyrië nog wel de heersende wereldmacht, maar begint dit rijk toch al te vervallen. Babel is de opkomende wereldmacht. Babel is de vijand uit het noorden. Over hem profeteert Jeremia als vijand van Gods volk, terwijl er in Gods volk een grote opwekking onder Josia aan de gang is. Over de opwekking onder Josia lezen we aan het einde van de boeken 2 Koningen en 2 Kronieken. De profetie van Jeremia maakt duidelijk dat voor het merendeel van Gods volk de opwekking slechts een uiterlijke zaak is. De harten blijven ver van God verwijderd.

Jeremia profeteert niet alleen tijdens de regering van de Godvrezende Josia, op wiens sympathie en bescherming hij kan rekenen. Hij profeteert “ook” tijdens de regering van de goddeloze koningen Jojakim, Joahaz, Jojachin en Zedekia (Jr 1:3). Zedekia is de laatste koning van Israël. In het elfde jaar van zijn regering (586 v.Chr.) wordt hij door de koning van Babel gevangengenomen en wordt Jeruzalem met vuur verbrand.

Jeremia profeteert “totdat Jeruzalem in de vijfde maand in ballingschap ging”, dat is totdat de grote gebeurtenis plaatsvindt die hij zo vaak heeft aangekondigd. Ook daarna heeft hij nog wel geprofeteerd (Jr 40:1), maar het hoofdonderwerp van zijn profetie is het waarschuwen voor de ballingschap. Als die heeft plaatsgevonden, zit zijn profetische dienst ten aanzien van het volk erop.

Vanaf het dertiende jaar van Josia (626 v.Chr.), wanneer hij begint met profeteren, tot het elfde jaar van Zedekia (586 v.Chr.), wanneer Jeruzalem in ballingschap gaat, zijn precies veertig jaren. Er is op gewezen dat Mozes even lang als leraar bij het volk in de woestijn is geweest om het volk in het land te brengen als Jeremia als profeet bij het volk is om hen te waarschuwen voordat zij gedwongen worden het land uit te gaan om de woestijn van de volken in te gaan.

Copyright information for DutKingComments