Jeremiah 10:14

De majesteit van God

Dan komt de grote tegenstelling. Afwisselend gaat het in deze verzen over de volslagen idioterie van de afgoden, hun absolute waardeloosheid en doodsheid, en daartegenover de alles te boven gaande heerlijkheid van de HEERE Die machtig werkt. Tegenover de dwaze afgoden, die nietigheden, plaatst Jeremia de absolute majesteit van de HEERE (Jr 10:6). Niemand is Hem gelijk. Hij is onbeschrijflijk groot en Zijn Naam is groot in sterkte. Zijn Naam houdt alles in wat Hij is. Dat geeft vrede aan ieder die gelooft. Hij is de “Koning van de heidenvolken” – niet alleen van Israël (Rm 3:29) – en alleen Hij boezemt ontzag in (Jr 10:7). Geen enkele wijze van de heidenvolken is met Hem te vergelijken.

In de Jr 10:8-9 wordt nog een keer op de onzinnigheid van de volken gewezen die hun eigenhandig gemaakte en versierde voorwerpen aanbidden. Het materiaal dat nodig is om een afgod te maken, is ergens op aarde vandaan gehaald. De afgoden zijn door kundige mensen gemaakt, maar die mensen zijn tevens dwaas omdat ze in een zo grote leugen geloven. Het is kunstig werk met een slecht doel. Het onderwijs van de afgoden is net zoveel waard als het hout waarvan die goden gemaakt zijn.

Tegenover afgodenmakers en hun werken staat de God van de waarheid (Jr 10:10). Door Hem weten we de waarheid over alle dingen. Hij is de waarachtige, Hij is waarachtig in al Zijn uitspraken en handelingen. Hij is ook “de levende God”. Door Hem is het leven ontstaan en door Hem kennen we het leven. Hij is ook “een eeuwig Koning”, Hij bestuurt en beheerst altijd en overal alles. Niets loopt Hem uit de hand. Dat maakt Hem tot de oordelende God, Die de zonde niet ongestraft laat.

Er zijn hier drie tegenstellingen:

1. de afgoden zijn vals, God is waarachtig;

2. de afgoden zijn dood, God is de levende God;

3. de afgoden zijn voorbijgaand, ze vergaan, God is eeuwig.

Jeremia moet het volk erop wijzen dat God de afgoden volledig zal wegvagen (Jr 10:11). Het zijn afgoden waaraan scheppende kracht wordt toegeschreven, maar die natuurlijk niets tot stand hebben gebracht. Het geloof in oorzaken buiten God waardoor de schepping tot stand zou zijn gebracht, is hiermee als afgoderij aangeduid. Achter de afgoden gaan demonen schuil. De evolutietheorie is een lering van demonen.

Hij, de levende God, en niet de een of andere afgod, is de Schepper en Onderhouder van al Zijn werken (Jr 10:12; Ps 135:5-12; 15-17). Zijn werken tonen het grote contrast met de onmacht en dwaasheid van de afgoden, die ook nog eens slechts territoriale goden zijn, goden met een heel beperkt gezagsgebied. Zo heeft Hij de aarde gemaakt door Zijn kracht en heeft Hij de wereld gegrondvest door Zijn wijsheid. De hemel, waar de afgodendienaars naar kijken om er tekenen waar te nemen, heeft Hij door Zijn inzicht uitgespannen.

We zien hier drie kenmerken van God als Schepper:

1. de aarde, de materie, is door een handeling (uitspraak) van “Zijn kracht” gemaakt;

2. de wereld, het ordenen en rangschikken van de aarde als een plaats waar de mens kan verblijven, is het werk van “Zijn wijsheid”;

3. het uitspannen van de hemel als een tent over de aarde heeft Hij door “Zijn inzicht” gedaan.

Zijn woord is Zijn macht. Als Hij spreekt, gebeurt er altijd wat (Jr 10:13; vgl. Ps 33:9). Zijn stem klinkt in de diverse natuurverschijnselen, waarnaar Jeremia hier verwijst (vgl. Jb 37:2-3). Wij zeggen ‘het regent’, maar hier lezen we dat God Zijn stem laat klinken en dat er dan “gedruis van wateren aan de hemel” is. De afgoden van de heidenen zijn gevangenen van de natuur. God niet. Hij beschikt over de natuur en bepaalt de loop ervan (Jb 28:24-26).

Hij “doet dampen opstijgen van het einde van de aarde” om daarvan wolken te maken die regen over de aarde uitgieten. De bliksemflitsen die daarmee gepaard gaan, heeft Hij ook gemaakt. Ook “de wind brengt Hij uit Zijn schatkamers tevoorschijn” (vgl. Jb 38:22). Deze almacht over de natuur is de almacht van de Schepper ervan, dat is de Heer Jezus door Wie God de werelden heeft gemaakt (Sp 30:4; Hb 1:2; Jh 1:1-3; Ko 1:16).

Als we denken aan de vergelijking van de HEERE met de afgoden, zien we dat de profeet hier niet alleen zegt dat de HEERE de Schepper is van de materie waaruit de afgoden zijn vervaardigd. Hij vestigt hier bovendien de aandacht op de natuurverschijnselen die laten zien dat de HEERE de God is Die de natuur in beweging brengt. Maar het grootste is, dat Hij de Levende God is Die toornt en gramschap uitoefent.

Wat is de mens dom om die verheven, alles te boven gaande en besturende God in te ruilen voor een gegoten beeld dat “bedrog” is (Jr 10:14). De mens die “zonder kennis” van de waarachtige, levende, eeuwige God is, neemt zijn toevlucht tot leugen. Hij gaat naar een edelsmid om voor hem een god in elkaar te zetten. Wat die smid maakt, is tot zijn eigen beschaming. Het is boerenbedrog. In het beeld zit geen vleugje adem, geen spoortje leven. Hoe kun je daar nu enige activiteit van verwachten. Dit is werkelijk heel erg dom.

Zien ze dan niet dat wat de handen van de smid hebben gemaakt, “nietig” is, leeg, hol, totaal zonder inhoud (Jr 10:15)? En dat niet alleen. Een afgod is ook bespottelijk. Je kunt er alleen maar de spot mee drijven, meer heb je er niet aan. Hoe bespottelijk is het toch om van een afgod ook maar iets te verwachten. Daar komt ten slotte bij dat aan een dergelijke god een houdbaarheidsdatum zit. Je kunt er slechts een beperkte tijd in geloven, want er komt een tijd van vergelding en dan vergaat hij, samen met zijn vereerders. Dan wordt hij wat hij altijd al was: niets (vgl. 1Ko 8:4-6).

Daartegenover staat het onvergankelijke “Deel van Jakob”, dat is de HEERE Zelf (Jr 10:16). Hij heeft alles gemaakt, “Hij is Formeerder van alles”. Te midden van dat alles heeft Hij Israël als Zijn eigendom genomen (Ex 19:5-6). Ondanks al hun afwijking en zonden, blijft dat staan. Zoiets kan alleen “de HEERE van de legermachten” bedenken en doen. Het is de Naam die aangeeft dat alle machten in het heelal aan Hem onderworpen zijn. Hij laat Zich door niets en niemand Zijn verbinding met Jakob en Israël ontzeggen of betwisten, hoezeer Hij hen ook moet oordelen vanwege hun ontrouw en verwerping van Hem, zoals de volgende verzen laten zien.

Copyright information for DutKingComments