Jeremiah 10:3

De dwaasheid van afgoderij

Voortdurend klinkt de oproep om het woord te horen dat de HEERE spreekt, ook nu weer (Jr 10:1). Die oproep wordt gedaan aan het “huis van Israël”, dat zijn allen die ertoe behoren, waar ze zich ook bevinden, in het land of in de verstrooiing. Het Woord moet al onze gedachten en handelingen besturen.

Als we niet naar het Woord luisteren, zullen we onszelf de weg van de heidenvolken aanleren (Jr 10:2). De weg van de heidenvolken niet aanleren betekent voor ons dat we ons niet door de wereld laten beïnvloeden in ons denken (Rm 12:2). Als de wereld wel invloed krijgt in ons denken, zal dat in ons gedrag te zien zijn, in de dingen die we najagen. We verleggen dan de bron van informatie over het leven van de Bijbel naar de afgoden.

De heidenen speuren de hemel af om tekenen waar te nemen waaruit ze de toekomst kunnen opmaken. Wij noemen dat astrologie, die hier dus wordt veroordeeld. Hoeveel christenen zijn er die kennis nemen van horoscopen? Hierachter zitten schrikaanjagende demonen, machten die “ontstellen”. Voor Gods volk komt van de hemel wat van God komt en Hij geeft het goede aan Zijn volk.

Het is grote dwaasheid om de methoden van de volken te volgen, want het zijn onzinnige methoden (Jr 10:3). Letten op tekenen en niet op wat God zegt, is onzinnig. Kijk maar eens hoe de heidenen te werk gaan. Ze aanbidden hout dat ze

1. eerst zelf uit het bos hebben gekapt

2. en het daarna hebben bewerkt en opgeknapt tot een god.

3. Vervolgens hebben ze het versierd met kostbare materialen van de schepping (Jr 10:4).

4. Ten slotte hebben ze deze god eigenhandig zo vastgespijkerd, dat hij niet kan wiebelen of vallen.

5. Later trekken ze hem ook nog een koninklijk gewaad aan (Jr 10:9).

Ze moeten er maar eens goed naar kijken. Is het niet te zot voor woorden om enige eerbied te hebben voor of hulp te verwachten van een stuk hout dat niet eens in staat is zichzelf op de been te houden, laat staan zijn aanbidders? Zien ze dan niet dat zo’n god veel weg heeft van een vogelverschrikker (Jr 10:5)? Je moet wel zo dom zijn als een vogel om van zo’n levenloos geraamte te schrikken.

Zulke goden kunnen helemaal niets. Ze kunnen geen woord zeggen om iemand te troosten. Ze kunnen geen stap zetten om iemand te hulp te komen die in moeilijkheden verkeert. In plaats daarvan zijn ze zelf een last die moet worden gedragen. Toch buigt de mens ervoor neer. Wat een dwaasheid om aan zo’n god enige aandacht te schenken en er bang voor te worden, alsof die iets zou kunnen doen, ten goede of ten kwade. Toch gebeurt het ook vandaag nog, bijvoorbeeld met een crucifix en andere attributen die de rooms-katholieke kerk verkoopt en waarmee men rondloopt.

God spot hier met de afgoden (Js 40:18-20; Js 41:7; Js 44:9-20; Js 46:5-7). Het sarcasme druipt eraf. Dat lijkt in onze tijd van tolerantie niet meer te passen. Maar we mogen geen enkel respect voor afgoden tonen. Ze zijn belachelijk, idioot. Om je daaraan toe te vertrouwen en iets van dergelijke idioterie te verwachten, is nog idioter.

Als iemand geen persoonlijke relatie met de levende God heeft door het geloof in Jezus Christus, betekent dat niet dat hij geen behoefte aan een god heeft. Zo iemand onderwerpt zich aan een vervangende god en vervangt de ware aanbidding door een valse aanbidding. Het resultaat is afgoderij. We zien dat in de aanbidding van bijvoorbeeld de paus en sporthelden. We zien dat ook in de aanbidding van de materie. De hebzucht van de mens geeft aan dat hij een afgodendienaar is. Gods Woord spreekt over “de hebzucht, die afgodendienst is” (Ko 3:5).

Copyright information for DutKingComments