Jeremiah 11:20

Samenzwering tegen Jeremia

Na zijn prediking komt de reactie van het volk. De HEERE maakt die aan Jeremia bekend, zodat hij op de hoogte is van wat zij van plan zijn (Jr 11:18). De HEERE heeft hem hun daden laten zien. Zo beschermt Hij hier Zijn dienaar, want Jeremia kan nu voorzorgsmaatregelen nemen. We zien hier dat de HEERE de smeders van het kwaad niet oordeelt en zo het gevaar wegneemt, maar Zijn dienaar waarschuwt. Hij weet altijd wat de beste manier voor de Zijnen is als zich gevaarlijke situaties aandienen.

Als Jeremia op de hoogte is gebracht van de plannen die tegen hem zijn beraamd, voelt hij zich als een argeloos lam dat naar de slachting wordt geleid, zonder het in de gaten te hebben (Jr 11:19). Hij weet niets van hun plannen die zij tegen hem bedenken. Maar de HEERE heeft tegen hem gezegd wat ze hebben bedacht. Het is een plan waarin radicaal en voorgoed met Jeremia zal worden afgerekend. Zelfs aan zijn naam zal niet meer worden gedacht. Dit is weer een duidelijk voorbeeld van het hoogmoedige denken van de mens. Hoezeer heeft de HEERE dit denken verstoord en verwoest.

In de Jr 11:18-19 zien we in Jeremia het ware Israël dat door de HEERE inzicht heeft gekregen in de boosaardigheid van hun vijanden. Het is de Geest van Christus in hem en hen. Als het lam is hij een beeld van de Heer Jezus (Js 53:7; Hd 8:32). Maar er is wel een onderscheid. De Heer Jezus is niet als een argeloos lam naar de slachtbank gegaan, maar in het volle besef van wat er met Hem zou gaan gebeuren (Jh 18:1; 5). Jeremia is in de boom met zijn vrucht een beeld van het trouwe overblijfsel van Gods volk (Jr 11:16a) die de vijanden willen uitroeien en van wie ze de gedachtenis aan zijn naam willen uitwissen (Jr 11:19b).

De vijanden geven met hun beschrijving van Jeremia als een boom met vruchten – dat zijn hij en zijn prediking – ongewild een prachtig getuigenis van hem. Zo is ook in alle kwaad waarvan de vijanden van de Heer Jezus Hem beschuldigen Zijn volmaaktheid des te duidelijker gebleken. Jeremia wordt belaagd door mannen uit Anathoth, zijn stadgenoten (Jr 11:21; Jr 1:1). Hij ervaart hetzelfde als wat de Heer Jezus heeft ervaren van de mensen van Nazareth, de stad waar Hij is opgegroeid (Lk 4:24).

Als Jeremia door de HEERE is ingelicht over hun plannen, is zijn eerste reactie een roepen tot de HEERE. Hij roept Hem aan als “de HEERE van de legermachten, rechtvaardige Rechter” (Jr 11:20). Hij legt de zaak in de hand van de HEERE. Dat heeft de Heer Jezus ook gedaan (1Pt 2:23b). Hij weet dat de HEERE “de nieren en het hart beproeft”, dat wil zeggen het diepste innerlijk van ieder mens, dat Hij alle motieven en bedoelingen, alle gedachten en gevoelens kent en hen daarom kan oordelen (vgl. Op 2:23b). Jeremia wreekt zichzelf niet, maar vraagt de HEERE om wraak te nemen voor het kwaad dat zijn vijanden hem willen aandoen. Hij verwacht dit ook van de HEERE, want met het oog daarop heeft hij Hem zijn zaak in handen gegeven.

Het is in overeenstemming met de geest van het Oude Testament en Gods regering dat Jeremia hier bidt voor de verdelging van deze vijanden van de HEERE. Het is hier niet de genade van het evangelie, maar de gerechtigheid van Gods regering (vgl. Op 6:10). Voor ons past tegenover hen die ons onheil zoeken het gebed dat de Heer Jezus aan het kruis voor Zijn moordenaars bidt: “Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen” (Lk 23:34a; vgl. Hd 7:60).

De HEERE geeft hem antwoord (Jr 11:21). Hij weet dat de vijanden van Jeremia hem naar het leven staan omdat hij tot hen heeft geprofeteerd in de Naam van de HEERE. Dat willen ze niet. Hij weet dat ze hebben gezegd dat zij hem zullen laten stoppen als hij niet zelf stopt. Zo willen ze in feite de HEERE de mond stoppen. In Zijn dienaar verwerpen ze Hem. Alsof Hij niet het recht heeft Zijn dienaren uit te kiezen en Zich te bemoeien met Zijn eigen zaken, dat wil zeggen met Zijn eigen volk.

Na de aanklacht volgt het vonnis, uitgesproken door “de HEERE van de legermachten” (Jr 11:22). Met Hem hebben ze door Jeremia te maken. De HEERE zal van de mannen van Anathoth allen oordelen die Jeremia naar het leven staan. De haat tegen Jeremia lijkt vooral in de jongere generatie aanwezig te zijn. Het gaat om de jongemannen en hun zonen en hun dochters. De jongemannen zullen door het zwaard omkomen en hun zonen en hun dochters door de honger. Dat er “geen overblijfsel van hen zal zijn” (Jr 11:23), slaat op allen die Jeremia naar het leven hebben gestaan (Jr 11:21), want een aantal keert na de ballingschap terug naar Anathoth (Ea 2:23).

Copyright information for DutKingComments