Jeremiah 13:18-19

Rampspoed in het koninklijk huis

Jeremia krijgt van de HEERE de opdracht zich, wat wel uitzonderlijk is, rechtstreeks tot de koning en de koningin-moeder – omdat die zijn raadgeefster is – te richten (Jr 13:18). Hij moet hen oproepen zich te vernederen. Het betreft hoogstwaarschijnlijk Jojachin en zijn moeder Nehusta, die bij de tweede wegvoering naar Babel zijn gebracht (2Kn 24:8; 12; 15). Dat is gebeurd na een regering door Jojachin van slechts drie maanden.

Ze hebben geen regeringsbevoegdheid meer, wat wordt weergegeven door de neergevallen kroon, waaraan ze zelf zo’n grote betekenis hebben toegekend. Het is “uw sierlijke kroon”. Nu worden ze opgeroepen met de gepaste nederigheid te erkennen dat al hun roem en eer weg zijn en dat wat hun nu past, is dat ze de laagste plaats innemen.

Er is ook niets meer om over te regeren. De steden in het Zuiderland zijn al in handen van de veroveraar, dat is Nebukadnezar. Er is niemand overgebleven om de stadspoort voor hen te openen, want behalve Jeruzalem is heel Juda weggevoerd, zonder uitzondering (Jr 13:19). Het staat er in krachtige woorden: “Weggevoerd, volledig weggevoerd”.

Copyright information for DutKingComments