Jeremiah 17:23

Het houden van de sabbat

De HEERE luistert naar onze klachten, maar wil ook dat wij voor Hem blijven werken. Daarvoor geeft Hij ook de nodige kracht. Jeremia krijgt als antwoord op zijn klachten een nieuwe opdracht waarin het sabbatgebod centraal staat. Hij moet naar de Volkspoort gaan – waardoor de koningen binnenkomen en naar buiten gaan – en ook naar de andere poorten (Jr 17:19). Jeremia heeft onder vijf koningen geprofeteerd en mogelijk geeft hij elke keer als er een andere koning komt, zijn boodschap daar door.

Het kan op het eerste gezicht lijken dat de verzen van dit gedeelte een heel ander onderwerp hebben dan wat ons hiervoor heeft beziggehouden. Maar dat is niet zo. Het houden van de sabbat, het vierde gebod van de tien geboden van de wet, heeft een speciale betekenis. Het houden van de sabbat betekent de wekelijkse erkenning van de HEERE als Schepper en Verlosser en is daarmee een getuigenis tegen de afgoden. Het garandeert Gods volk rust, die de afgoden niet kunnen geven. Het is ook een van de bijzondere kenmerken van de godsdienst van Israël omdat het de speciale verbondsrelatie toont die er is tussen de HEERE en hen.

De houding van het volk ten opzichte van de sabbat weerspiegelt de houding van het volk ten opzichte van de HEERE. Als voor hen het houden van de sabbat een vreugde is, is dat het bewijs dat hun harten trouw aan de HEERE zijn. Als ze op die dag doen waar ze zelf zin in hebben, maakt dat hun verlaten van de HEERE duidelijk. De sabbat is de grote toetssteen die God het volk voorhoudt, waardoor ze kunnen laten zien dat ze gehoorzaam aan Zijn Woord zijn (Ex 20:8-11; Ex 31:13; Ez 20:12).

Het woord dat Jeremia moet prediken, is niet alleen voor de koningen, maar ook voor het hele volk (Jr 17:20). Hij moet tegen allen zeggen: “Hoor het woord van de HEERE.” In dit woord wordt het volk gewaarschuwd met betrekking tot hun gedrag op de sabbat, want daarmee is hun leven gemoeid (Jr 17:21). Hun wordt voorgehouden dat ze op de sabbat geen last zullen dragen om die in Jeruzalem te brengen. Ze mogen ook geen last uit hun huis halen. Ze mogen zelfs geen enkel werk doen (Jr 17:22). De constante druk van het materialisme op hun leven maakt het houden van dit gebod tot een echte test.

Als men ondanks de verboden toch handelt of werkt, kan dat niet anders dan alleen gebeuren uit eigen belang, uit hebzucht. Het is om handel te drijven en winst te maken (Ne 13:19; Am 8:5). De HEERE heeft al aan hun vaderen het gebod gegeven om de sabbatdag te heiligen (Dt 5:12-15). Hij wil al vanaf de vroegste tijd van hun volksbestaan dat die dag apart gezet wordt van alle andere dagen als een dag om niet zichzelf, maar Hem te dienen. Het gaat hier niet om het uiterlijk houden van het gebod, maar om het zichtbaar maken van een innerlijke gezindheid tegenover de HEERE.

Het is helaas duidelijk hoe ze tegenover de HEERE staan. In Jr 17:23 laat de HEERE horen hoe afkerig ze zich hebben gedragen:

1. “Zij hebben echter niet geluisterd

2. en hun oor niet geneigd,

3. maar zij waren halsstarrig

4. door niet te luisteren

5. en geen vermaning te aanvaarden.”

Bij deze constatering blijft het niet. De HEERE voegt er in Zijn grote genade de uitnodiging tot bekering aan toe (Jr 17:24). Het volk krijgt weer een kans om het oordeel, de vloek, af te wenden, wat zal gebeuren als ze “daadwerkelijk” naar Hem luisteren. Het woord ‘daadwerkelijk’ laat zien dat de HEERE niet op lippentaal zit te wachten, op mooie woorden alleen. Hij zoekt naar waarheid in het binnenste gevolgd door daden. In dit geval kan het volk laten zien dat ze naar Hem luisteren en doen wat Hij met betrekking tot de sabbat heeft gezegd.

De zegen die op gehoorzaamheid aan het sabbatgebod volgt, wordt breed uitgemeten (Jr 17:25). De troon van David zal niet leeg zijn. Er zal altijd iemand uit het geslacht van David regeren. En “deze stad [Jeruzalem] zal voor eeuwig bewoond blijven”, wat betekent dat hij niet ontvolkt zal worden. In plaats van ontvolkt te worden zullen van alle kanten mensen naar de stad stromen (Jr 17:26). Al deze mensen zullen daar hun diverse offers in “het huis van de HEERE” brengen. Dat is Gods bedoeling als Hij een stad bevolkt. Dat is ook Gods bedoeling met het samenkomen van de plaatselijke gemeente. Hij wil dat daar, op de plaats waar de Heer Jezus nu woont, offers van lof en dank worden gebracht, geestelijke offers.

Op deze belofte van zegen bij gehoorzaamheid volgt de duistere keerzijde (Jr 17:27). Als ze de sabbat niet heiligen, maar die voor zichzelf gebruiken, zal de HEERE het vuur van het oordeel in de poorten van Jeruzalem aansteken. Op de plaats waar de overtreding het meest zichtbaar plaatsvindt en waar Gods Woord daartegen krachtig heeft geklonken, zal het woord van waarschuwing in vervulling gaan. Dat vuur zal hun prachtige woningen in de as leggen, zonder enige kans om het vuur te blussen. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd door de legers van Babel (Jr 52:12-13).

Copyright information for DutKingComments