Jeremiah 26:12-15

Verdediging van Jeremia

Jeremia verdedigt zich tegen de aanklacht van de priesters en de profeten, waarbij hij zich richt tot al de vorsten en heel het volk (Jr 26:12). Hij spreekt zonder aarzeling, moedig en ernstig, zonder de vraag om hem genadig te zijn. Hij beroept zich op zijn roeping door de HEERE. Zijn eerste verweer is dat hij door niemand anders dan door de HEERE gezonden is. Hij heeft Diens woorden gesproken. Daar heeft hij zelf ook rust in en daarom kan hij onbevreesd verder getuigen. Onverschrokken herhaalt hij, dat de HEERE het kwaad niet zal laten komen als ze luisteren naar Zijn stem (Jr 26:13). Ze kunnen zich nog bekeren.

Wat hemzelf betreft, weet hij dat zijn leven in de hand van de HEERE is. Daarom kan hij zeggen dat hij in hun hand is en dat ze met hem mogen doen naar wat recht is in hun ogen (Jr 26:14), want met de wil van de HEERE rekenen ze toch niet. Hij probeert niet zich aan hun macht te onttrekken en pleit niet voor zijn leven. Hij kijkt de dood moedig in de ogen.

Hij laat hun echter wel weten dat ze onschuldig bloed vergieten als ze hem doden en dat bloed daarom over zichzelf, de stad en de inwoners brengen (Jr 26:15). Dat is ook zo gebeurd met het vermoorden van de Heer Jezus (Mt 27:25). Jeremia blijft zonder vrees belijden dat hij de waarheid heeft gezegd. De HEERE heeft hem gezonden met de woorden die hij heeft gesproken. Hem vermoorden verandert daar niets aan.

Copyright information for DutKingComments