Jeremiah 26:2-3

Inleiding

De tempeltoespraak in de Jr 26:1-6 is te zien als een samenvatting van de tempeltoespraak in Jeremia 7. Daar gaat het om de inhoud van de boodschap van Jeremia, terwijl het in dit hoofdstuk vooral gaat om de reactie van alle toehoorders, die daarna wordt beschreven.

De tempeltoespraak

De gebeurtenissen in dit hoofdstuk vinden plaats “in het begin van het koningschap van Jojakim” (Jr 26:1). Die in het vorige hoofdstuk vinden plaats in het vierde jaar van Jojakim (Jr 25:1). We gaan terug in de tijd. Jeremia moet naar de tempel gaan en in de voorhof prediken tot het volk dat daar komt om zich neer te buigen voor de HEERE (Jr 26:2). De voorhof is een verzamelplaats van mensen. Daar heeft Jeremia een groot gehoor.

Hij moet tot hen alle woorden spreken die de HEERE hem heeft geboden om te spreken. Hij mag er niets van afdoen. Dat zegt de HEERE omdat de boodschap hard is en Jeremia geneigd kan zijn die te verzachten door iets weg te laten. Die neiging heeft iedere dienaar van het Woord. Het is ook vaak gebeurd dat de boodschap van Gods Woord is aangepast aan de natuurlijke mens. Dat mag niet gebeuren. We moeten de hele raad van God verkondigen en niets achterhouden (vgl. Hd 20:27).

Gods doel met de prediking van Jeremia is de bekering van Zijn volk (Jr 26:3). “Misschien” zullen ze luisteren. De HEERE veronderstelt dat ze toch nog luisteren. Als ze luisteren en zich bekeren, zal Hij berouw krijgen over het kwaad dat Hij van plan is over hen te brengen. We zien hier het voornemen van God om boosdoeners te straffen. We zien hier ook dat Hij gelegenheid geeft aan die straf te ontkomen. De voorwaarde is eveneens duidelijk: bekering.

Wat God gaat doen als zij zich niet bekeren, wordt net zo duidelijk door Jeremia voorgesteld. Hij moet tegen hen zeggen wat er gebeurt als zij niet naar de HEERE luisteren (Jr 26:4). Luisteren is niet alleen horen, maar ook gehoorzamen, wat zal blijken uit een wandelen volgens de wet van de HEERE die Hij hun heeft voorgehouden. De HEERE heeft Zich ingespannen om Zijn volk de wet voor te houden, want Hij heeft Zijn dienaren, de profeten, voortdurend tot hen gezonden (Jr 26:5). Hij moet echter vaststellen dat ze niet hebben willen luisteren.

Blijft dit zo, dan zal Hij het huis waar ze gekomen zijn om zich neer te buigen (Jr 26:1) – dat is de tempel –, maken als Silo (Jr 26:6; Jr 7:14). Jeruzalem zal in plaats van een zegen (vgl. Gn 12:3) een vloek worden voor alle volken van de aarde.

Copyright information for DutKingComments