Jeremiah 27:2

De boodschap voor de gezanten

Het woord van de HEERE komt tot Jeremia in het begin van het koningschap van Jojakim (Jr 27:1). [NB Hier moet hoogstwaarschijnlijk Zedekia in plaats van Jojakim gelezen worden (Jr 27:3; 12; Jr 28:1).] Jeremia vertelt wat de HEERE hem heeft opgedragen (Jr 27:2). Hij moet iets uitbeelden, waardoor de boodschap des te duidelijker overkomt. Wat wordt uitgebeeld, verlevendigt de boodschap. Jeremia moet met banden en jukken op zijn nek gaan rondlopen. Het juk en de banden zijn symbolen van onderwerping, slavernij en ballingschap.

Hierdoor laat hij de toestand van ellendige slavernij zien die zeker zal komen als zijn boodschap verworpen wordt. Hij moet zijn boodschap niet alleen aan Gods volk brengen, maar ook aan vijf andere volken (Jr 27:3). Hij is ook de profeet van de volken (Jr 1:10). Dat deze boodschap ook naar de volken gaat, is een bewijs van Gods genade.

Het lijkt erop dat deze volken een verbond met Juda willen sluiten. Dat deze volken zich tot voor kort nog vijandig tegen Israël hebben gedragen, schijnt vergeten te zijn omdat ze nu dezelfde vijand hebben als Israël. Ze zoeken de steun van Israël om zich samen sterk te maken tegen de koning van Babel en zich zo aan Gods tucht te onttrekken. Daarvoor hebben ze gezanten naar Zedekia gestuurd. Maar dit, waarschijnlijk geheime, overleg is voor de HEERE niet verborgen. Hij heeft een woord voor al deze gezanten dat Hij openlijk door Zijn dienaar laat verkondigen.

Jeremia moet tegen die gezanten de woorden van de HEERE van de legermachten, de God van Israël, spreken (Jr 27:4). God is de almachtige God en in het bijzonder de God van Israël, maar Hij is ook de God van de volken (Rm 3:29). Hij stelt Zich aan de volken voor als de Schepper van de aarde, de mens en het vee (Jr 27:5). Ook wijst Hij op Zijn grote kracht waarmee Hij elk volk en ieder mens op aarde een plaats geeft zoals het goed is in Zijn ogen.

Hij, Die groot in kracht is, heeft de heerschappij over de aarde, mens en dier, in de hand van Nebukadnezar gegeven, die Hij “Mijn dienaar” noemt (Jr 27:6). De dieren worden genoemd om aan te geven hoe verstrekkend het gezag van Nebukadnezar is (Jr 28:14; Dn 2:38). De HEERE heeft ook de tijdsduur van de heerschappij van Nebukadnezar bepaald (Jr 27:7). Hij zal nog worden opgevolgd door zijn zoon Evil Medorach (Jr 52:31) en zijn kleinzoon Belsazar (Dn 5:2).

Hoewel zijn heerschappij niet kortdurend zal zijn, komt ook voor hem de tijd dat zijn heerschappij hem wordt ontnomen (Dn 5:30) en hij zelf andere volken zal dienen. Het bewijst dat God alle volken in Zijn hand heeft. Hij geeft ze in de hand van Nebukadnezar, maar Hij maakt ook een einde aan het rijk van Nebukadnezar.

Als wij naar de geschiedenis van de volken kijken, lijkt het alsof God Zich niet met hen bemoeit. Hier zien wij dat de volken net zo goed onder Zijn bestuur staan als Zijn eigen volk. Niet de heersers van de wereld regeren, maar God regeert. We moeten in Gods heiligdom zijn, het heiligdom van Zijn Woord, om dat te zien.

God laat ongehoorzaamheid aan Zijn bevel niet ongestraft (Jr 27:8). Wie zich niet aan Nebukadnezar onderwerpt, verzet zich tegen Zijn wil. De straf daarvoor is dat Hij dat volk of koninkrijk zal overgeven aan zwaard, honger en pest. Daardoor zal Hij zijn kracht breken en zal Hij het door zijn hand ombrengen. Wie het juk van Babel van zijn hals werpt, zal zich nog grotere ellende op de hals halen.

Jeremia waarschuwt de gezanten om niet te luisteren naar al die mensen die hen oproepen om de koning van Babel niet te dienen (Jr 27:9). Het zijn geen dienaren van God, maar “uw profeten, … uw waarzeggers” enzovoort, allemaal mensen van deze vijf koninkrijken die onder demonische invloed staan. Dat maakt het verschil. De valse profeten zijn een internationaal kwaad. In tijden van crisis dienen allerlei toekomstvoorspellers zich aan die wel even zullen zeggen hoe het zal gaan. Ze vinden een goede aftrek voor hun boodschap, want mensen willen wel geïnformeerd worden over de toekomst, als het maar niet door de waarheid is.

Deze mensen spreken allemaal leugens uit waardoor ze ver uit hun land zullen worden gebracht, waaruit de HEERE hen verdrijft en zij omkomen (Jr 27:10). Wie echter luistert naar de HEERE en zich aan de koning van Babel overgeeft, zal in zijn land worden gelaten (Jr 27:11). Hij zal daarin wonen en dat bewerken voor zijn levensonderhoud, zodat hij daar in leven blijft.

Copyright information for DutKingComments