Jeremiah 29:17-18

Zij die in Jeruzalem gebleven zijn

Ook in Babel zijn leugenprofeten van wie het volk zegt dat de HEERE hen heeft doen opstaan (Jr 29:15). Maar het is toch duidelijk dat het woord van Jeremia is uitgekomen, waarmee de valsheid van hun profetieën is vastgesteld? Ondanks dat dit zo is, weigeren ze nog steeds zich te buigen onder Gods oordeel. Nu krijgen ze van de HEERE te horen wat er zal gebeuren met hen die in Jeruzalem zijn achtergebleven, die niet met hen in ballingschap zijn vertrokken (Jr 29:16). Zedekia wordt niet met name genoemd, maar over hem wordt gesproken als “de koning die zit op de troon van David”, wat nadruk legt op zijn grote verantwoordelijkheid.

Zij die in Jeruzalem zijn achtergebleven, moeten niet menen dat ze zich aan Gods oordeel kunnen onttrekken. De HEERE zal het zwaard, de honger en de pest onder hen zenden (Jr 29:17). Daardoor zullen ze als afschuwelijke vijgen worden die zo slecht zijn, dat ze niet te eten zijn (vgl. Jr 24:2-3).

De HEERE zal hen weten te vinden als Hij achter hen aan zal trekken met het zwaard, de honger en de pest (Jr 29:18). Behalve dat ze er zelf ellendig aan toe zullen zijn, zullen ze door de HEERE tot een schrikbeeld voor alle koninkrijken worden gesteld. Niemand zal achting voor hen hebben. Ze zullen een aanfluiting en smaad zijn onder alle volken waarheen ze door de HEERE verdreven zullen zijn. De reden daarvan is dat ze niet naar Zijn woorden hebben geluisterd (Jr 29:19). Dit is de oorzaak van alle ellende in de wereld, voor Gods volk en ieder mens, gelovig of ongelovig.

Copyright information for DutKingComments