Jeremiah 29:4-5

Voorschriften voor het leven in Babel

Jeremia spreekt in zijn brief namens “de HEERE van de legermachten, de God van Israël” (Jr 29:4). God blijft de God van Zijn volk, ook al is het in Babel. Jeremia roept in zijn brief op om zich in Babel te vestigen en zich te onderwerpen aan het gezag van de koning van Babel. Dat betekent erkenning van Gods oordeel. Gehoorzaamheid is de basis voor de beloofde zegen.

Ze moeten er alles doen wat bij het normale leven hoort. Ze moeten huizen bouwen om in te wonen en tuinen om van te leven (Jr 29:5). Ook moeten ze er gezinnen stichten (Jr 29:6). Door zich er te vestigen als families zullen er kinderen geboren worden die straks terug zullen kunnen gaan naar het beloofde land. In de stad waar ze verblijven, moeten ze niet uit zijn op omverwerping van het gezag van hun heidense overheersers, die hun zeker niet welgezind zijn, maar ze moeten de vrede voor hen zoeken (Jr 29:7). Ze krijgen zelfs de opdracht om voor hen te bidden (vgl. Ea 6:10; Ps 122:6; vgl. Mt 5:43-44). Het resultaat zal zijn dat ze dan zelf ook vrede zullen hebben.

Jeremia spoort hen aan om zo te leven omdat hun valse profeten die daar bij hen zeggen, zeggen dat de tijd van het verblijf in Babel maar kort zal duren (Jr 29:8). Daarom is het, zo verklaren zij, niet nodig zich er te vestigen. De ballingen moeten echter niet naar hen luisteren, want die profeten profeteren leugen in de Naam van de HEERE (Jr 29:9). Hij heeft hen ook niet gezonden. Ware hoop is gegrond op wat God in Zijn Woord zegt en niet op de dromen van fantasten. Jeremia bevestigt in zijn brief de duur van de ballingschap. Dat is tegelijk ook een bemoediging, want hij spreekt ook van het einde ervan.

Copyright information for DutKingComments