Jeremiah 3:22

Vermaning tot berouw

Het geluid van smeekbeden wordt gehoord “op de kale hoogten”, dat zijn de plaatsen waar het volk afgoderij bedrijft (Jr 3:21; Jr 3:2). Omdat hun afwijken van de HEERE niet het verwachte resultaat heeft opgeleverd, huilen en smeken ze nu. Het antwoord van God daarop is een antwoord van wonderbare genade. Hij roept Zijn “afkerige kinderen” op terug te keren (Jr 3:22a). Als ze dat doen, kan Hij hen van hun afdwalingen genezen. Wie terugkeert tot de HEERE met oprecht berouw over zijn zonden, zal geen verlangen meer hebben terug te keren naar de modderpoel van de zonde.

Jeremia belijdt de toestand van het volk, waarmee hij zich een maakt. Door de mond van Jeremia zegt het volk dat zij tot Hem komen en erkennen ze dat Hij de HEERE hun God is (Jr 3:22b). Ze erkennen ook dat ze hun heil tevergeefs bij de afgoden op de heuvels en de menigte van de bergen hebben gezocht (Jr 3:23). Hun heil, de behoudenis van Israël, is alleen in de HEERE hun God.

Het volk ziet dat ze vanaf hun jeugd schande over zich hebben gehaald door tegen de HEERE te zondigen (Jr 3:24-25). Ze belijden de zonde van hun vaderen en ook die van henzelf, “wij en onze vaderen”. Er is geen enkele verontschuldiging meer, geen poging om hun zonden te verbergen of goed te praten. Ze erkennen dat de oorzaak ligt in het niet luisteren naar de stem van de HEERE, hun God.

Als wij terugkijken, hebben we nooit spijt van wat we goed hebben gedaan. Spijt hebben we alleen als we terugkijken naar de verkeerde dingen die we hebben gedaan (vgl. Rm 6:21). Dat zijn dingen die, toen ze vóór ons waren, toen we ernaar keken, aantrekkelijk leken om te doen.

Copyright information for DutKingComments