Jeremiah 30:4

De tijd van benauwdheid voor Jakob

De woorden van de HEERE betreffen de twaalf stammen, die nu nog gedeeld zijn in tien stammen, “Israël”, en twee stammen, “Juda” (Jr 30:4). Hij spreekt tot hen allen. Zijn woorden betreffen het geheel. De woorden die Jeremia van de HEERE moet doorgeven, bevatten aanvankelijk geen woorden van hoop, maar zijn die van “een schrikwekkende stem” (Jr 30:5). Als de bevrijding komt, zal het volk zich in de diepste ellende bevinden, in grote angst. Er is geen enkel uitzicht op vrede.

Met een vraag wijst de HEERE op de ontzetting van die tijd. Hij wil dat er wordt nagedacht over de oorzaak ervan. De voorzegde gebeurtenissen bewerken bij de mannen een enorme, panische angst die vergeleken wordt met de barensweeën van een zwangere (Jr 30:6). Alle gezichten zijn lijkbleek weggetrokken door de aanblik van de rampen die over hen komen en waartegen elk verzet zinloos is.

Wat er dan gebeurt, maakt die dag – waarmee een periode wordt bedoeld – tot een dag die zijn weerga niet kent in de hele geschiedenis van Gods volk (Jr 30:7). De uitroep “wee” past bij die dag. Die dag is de periode van “een tijd van benauwdheid van Jakob” (vgl. Mt 24:21). Tegelijk komt ook de vertroosting of bemoediging: “Toch zal hij daaruit verlost worden.” Als de nood het hoogst is, komt de HEERE Zijn volk te hulp en zal het bevrijden.

In de profetische Schriften staan veel verwijzingen naar deze unieke tijd van benauwdheid van Jakob (Jr 46:10; Js 2:12-21; Js 13:6; Js 34:1-8; Ez 30:3; Jl 1:15; Jl 2:1-2; 11; Dn 12:1; Am 5:18-20; Mi 1:2-5; Zc 14:1-8; 12-15). De verdrukking zal uitmonden in zowel fysieke als geestelijke bevrijding (vgl. Zc 12:10-14; Zc 13:1) die zodanig zal zijn, dat Israël nooit meer door een natie zal worden onderworpen. Dit kan niet worden gezegd van welke bevrijding ook die tot nu heeft plaatsgevonden. De toezegging “toch zal hij daaruit verlost worden”, verwijst naar een ook nu nog toekomstige tijd.

Copyright information for DutKingComments