Jeremiah 33:24

Bevestiging van de beloften

Weer komt het woord van de HEERE tot Jeremia (Jr 33:23). De HEERE vraagt aan Jeremia of hij ook heeft opgemerkt hoe het volk spreekt over wat Hij, volgens hen, met Zijn volk heeft gedaan (Jr 33:24). Zij spreken erover dat Hij de twee geslachten die Hij verkozen had – daarmee bedoelen ze dat van David en dat van Levi waarover de HEERE zojuist zulke heerlijke dingen heeft gezegd –, nu verworpen heeft. Ze geven Hem de schuld van de ellende waarin ze zijn en verklaren dat Gods volk Zijn volk niet meer is.

Jeremia moet zich maar niet door dat gepraat laten misleiden en ontmoedigen. Nog eens klinkt het “zo zegt de HEERE” en volgt er een herhaling van de verklaring van Gods verbond met de dag en de nacht (Jr 33:25). Er komt nog een extra verzekering bij en die luidt dat Hij ook de orde van de hemel en de aarde geregeld heeft. Net zomin als Hij die twee vaste zekerheden teniet zal doen, net zomin zal Hij het nageslacht van Jakob en dat van Zijn dienaar David verwerpen (Jr 33:26). Dat zou erop neerkomen dat Hij uit het nageslacht van David geen heersers zou nemen om te heersen over het nageslacht van de aartsvaders aan wie Hij dat beloofd heeft.

Het noemen van de namen “Abraham, Izak en Jakob” van wie zij “het nageslacht” zijn, geeft de grootst mogelijke zekerheid van de vervulling van de aan hen gedane beloften. De onveranderlijke beloften die Hij aan hen heeft gedaan, garanderen dat Hij ervoor zal zorgen dat het nageslacht waarover en de heersers over wie Hij heeft gesproken, er wel zullen zijn. Daarvoor zal Hij een omkeer brengen in hun gevangenschap. Hij laat Zijn volk niet aan hun lot over, maar ontfermt Zich over hen.

Copyright information for DutKingComments