‏ Jeremiah 34:2

Aankondiging van het einde van Zedekia

Na het ‘troostboek’ (Jeremia 30-33) zijn we terug in het alledaagse leven. Het woord van de HEERE komt tot Jeremia op het moment dat de hele wereld verzameld is tegen Jeruzalem (Jr 34:1). Nebukadnezar en heel zijn leger en alle koninkrijken waarover hij regeert en alle volken waarover hij niet regeert, strijden tegen Jeruzalem en alle steden die daarbij horen. Jeruzalem is het mikpunt. In die situatie geeft de HEERE Jeremia de opdracht om naar Zedekia te gaan met de mededeling dat Hij de stad in de handen van Nebukadnezar zal geven die haar met vuur zal verbranden (Jr 34:2).

De HEERE zinspeelt op de vlucht van Zedekia als Hij zegt dat hij zeker gegrepen zal worden en voor Nebukadnezar persoonlijk zal worden gebracht (Jr 34:3). Zijn vlucht zal zinloos zijn. Hij zal in Babel komen. Hij zal oog in oog komen te staan met de koning van Babel, maar Babel zelf zal hij niet zien omdat zijn ogen worden uitgestoken, voordat hij naar Babel wordt gevoerd (Jr 52:11; Ez 12:13b).

In Zijn genade zegt de HEERE ook dat Zedekia niet door het zwaard zal sterven (Jr 34:4), maar in vrede in Babel. Het is zelfs zo, dat er voor hem vuren zullen worden ontstoken (vgl. 2Kr 16:14; 2Kr 21:19). Dit is een onverwacht teken van eerbetoon aan deze toch zo goddeloze koning, die blijkbaar toch nog een zekere zorg voor zijn volk heeft gehad (Jr 34:5).

Nog eens wijst de Geest van God erop onder welke omstandigheden Jeremia al zijn woorden tot Zedekia spreekt (Jr 34:6). De strijd om Jeruzalem en al de steden van Juda die nog niet gevallen zijn, is in alle hevigheid aan de gang (Jr 34:7). Twee overgebleven steden worden bij name genoemd, omdat die als enige steden versterkt zijn – door Rehabeam (2Kr 11:5; 9) – en daar de tegenstand het hevigst is.

Copyright information for DutKingComments