Jeremiah 36:1

Het schrijven van de boekrol

Het woord van de HEERE komt tot Jeremia in het vierde jaar van Jojakim (Jr 36:1; vgl. Jr 25:1; Jr 46:2). Dat is het jaar waarin Egypte door Babel wordt verslagen en Nebukadnezar koning wordt. Het is het begin van het Babylonische rijk. Dat rijk is het werktuig in Gods hand om Juda, maar ook andere volken, te tuchtigen vanwege hun houding tegenover Hem.

Jeremia heeft niet alleen gesproken, maar ook geschreven (Jr 30:2). Het geschreven woord geeft het gesproken woord ondersteunende en blijvende kracht. De HEERE geeft hem de opdracht om alle woorden op te schrijven die Hij in de voorgaande vijfendertig hoofdstukken tot hem heeft gesproken (Jr 36:2). Het betreft de periode vanaf het dertiende jaar van Josia (Jr 1:2) tot het vierde jaar van Jojakim, dat is een tijdsduur van drieëntwintig jaar.

De HEERE geeft het volk hiermee nog een kans en bewijst Zijn volk daarmee een nieuwe en grote genade. Alle onheil dat Hij heeft uitgesproken, heeft de bedoeling gehad om Zijn volk tot bekering te brengen (Jr 36:3). Dat dit de bedoeling is, zien we bij Josia die ook bij het horen van al het onheil dat de HEERE voorzegd heeft, zich diep voor Hem heeft vernederd (2Kr 34:26-27). Wat wordt opgeschreven, is het geheel van alle uitgesproken profetieën. Als die achtereenvolgens nog een keer aan het volk worden voorgehouden, zal dat misschien een nog grotere indruk maken dan de afzonderlijk uitgesproken profetieën. Op die manier wordt het volk het totaalpakket aan oordelen onder de aandacht gebracht.

Jeremia doet wat de HEERE hem heeft opgedragen (Jr 36:4). Hij roept Baruch en die schrijft alle woorden van Jeremia, die uitdrukkelijk genoemd worden “al de woorden van de HEERE die Hij tot hem gesproken had”, op in een boekrol. Dit is een voorbeeld van de woordelijke inspiratie van de Schrift. We zien later nog de autoriteit van het Woord en de onvergankelijkheid van het Woord.

Paulus heeft zijn brieven meestal gedicteerd (Rm 16:22; Ko 4:18). De brief aan de Galaten heeft hij zelf geschreven, wat wel een uitzondering schijnt te zijn (Gl 6:11). God deelt Zijn gaven verschillend uit. Sommigen hebben een goed talent om te spreken en anderen om te schrijven. Zo hebben de gaven elkaar nodig (vgl. 1Ko 12:21). De Geest van God dicteert Jeremia en Jeremia dicteert Baruch, die door Jeremia gebruikt is als getuige bij de aankoop van de akker (Jr 32:12). Baruch is nu zijn secretaris en plaatsvervanger in het profetisch ambt.

Copyright information for DutKingComments