Jeremiah 37:5-8

Verzoek van Zedekia

Zedekia, de broer van Jojakim, wordt koning in de plaats van Chonia of Jojachin, de zoon van Jojakim (Jr 37:1; 2Kr 36:10). Daarmee wordt het woord van oordeel over de goddeloze Jojakim vervuld (Jr 36:30). Zedekia wordt koning omdat Nebukadnezar hem koning maakt. Met het aantreden van Zedekia als koning over Juda begint de laatste fase van het tweestammenrijk in het land. Zedekia is een man die niet naar de woorden van de HEERE luistert, net zomin als zijn dienaren en de bevolking van het land (Jr 37:2). Zo algemeen is de afval.

Dat hij niet naar de woorden van de HEERE luistert, betekent niet dat hij met de HEERE heeft afgerekend, zoals Jojakim in het vorige hoofdstuk. Er is een zekere godsdienstigheid. Zijn vraag aan Jeremia om voor hem te bidden, dat wil zeggen de HEERE voor hem te raadplegen, spreekt daarvan (Jr 37:3). Hij gebruikt de HEERE echter alleen voor zijn eigen belangen, want hij is helemaal niet van plan om Hem te gehoorzamen. Jeremia is voor hem meer een toekomstvoorspeller dan een profeet van God. Hij heeft Jeremia al eerder geraadpleegd, maar niets gedaan met wat deze namens de HEERE tegen hem heeft gezegd (Jr 21:1-10).

Jeremia heeft nog bewegingsvrijheid (Jr 37:4). De stad is al in handen van Nebukadnezar, maar is in opstand gekomen. De legers van de koning van Babel liggen voor de stad. Als de Chaldeeën horen dat het leger van de farao uit Egypte is opgetrokken om Jeruzalem te bevrijden (Jr 37:7), trekken ze van Jeruzalem weg om tegen de farao te strijden (Jr 37:5).

Antwoord van Jeremia

Het wegtrekken van het leger van Nebukadnezar geeft de inwoners van Jeruzalem hoop. Die hoop zal echter ijdel blijken te zijn. Dat blijkt uit het woord van de HEERE tot Jeremia (Jr 37:6). Jeremia moet tegen Zedekia zeggen dat het leger van de farao zal terugkeren naar Egypte (Jr 37:7). Ze zullen er dan ook niet in slagen Jeruzalem te helpen. Integendeel, het weggetrokken leger van Nebukadnezar zal terugkomen naar Jeruzalem en de stad innemen en verbranden (Jr 37:8).

De HEERE laat het nog eens horen dat ze zichzelf niet moeten bedriegen met de bedrieglijke woorden dat de Chaldeeën wel zullen weggaan, want dat zullen ze niet (Jr 37:9)! Het is zelfs zo, dat al zouden zij zelf tegen het leger van de Chaldeeën strijden en het verslaan, en er zouden slechts enkele zwaargewonde Chaldeeuwse mannen overblijven, die mannen dan Gods voornemen zouden uitvoeren (Jr 37:10).

Copyright information for DutKingComments