‏ Jeremiah 40

Inleiding

Jeremia 40-44 bevatten profetieën en een verslag van de gebeurtenissen na de val van Jeruzalem. Jeremia 40-42 gaan over profetieën en gebeurtenissen in Juda, Jeremia 43-44 gaan over die in Egypte.

De vrijlating van Jeremia

Nu volgt de lange geschiedenis van Jeremia te midden van de achtergeblevenen in Juda. Het lijkt erop dat Jeremia, ondanks het bevel van Nebukadnezar (Jr 39:11-14), toch gevangengenomen is en geboeid met de ballingen op weg is naar Babel (Jr 40:1). Dat zal zo zijn omdat de soldaten hem niet hebben herkend. Dit zal weer een enorme beproeving voor Jeremia zijn geweest. Als de dwaling wordt ontdekt, wordt hij weer vrijgelaten. De bevelhebber van de lijfwacht laat Jeremia bij zich brengen (Jr 40:2). Hij spreekt over “de HEERE, uw God”. Hij weet zich een werktuig in Diens hand te zijn.

Hij, als vertrouweling van de koning, laat Jeremia weten dat hem bekend is dat hij heeft gepredikt over het kwaad dat de HEERE, zijn God over Jeruzalem heeft uitgesproken. Dat zal hij hebben gehoord van hen die naar de Babyloniërs zijn overgelopen of die al eerder door hen zijn weggevoerd. Hij weet wat de reden ervan is, namelijk dat ze hebben gezondigd tegen de HEERE en dat ze niet naar Zijn stem hebben geluisterd (Jr 40:3). Daarom is wat Hij heeft gesproken, “aan u”, dat is aan Jeremia, geschied. Jeremia lijdt met het hele volk. Uit zijn mond horen we geen woord over het kwaad dat hem is aangedaan.

Jeremia krijgt zijn vrijheid terug (Jr 40:4). Hij mag zelf weten wat hij doet. De bevelhebber houdt hem de keus voor met hem mee te gaan naar Babel. Als hij daarvoor kiest, stelt de bevelhebber zich garant voor zijn veiligheid. Een aantrekkelijk aanbod voor de man die zo gehaat wordt door zijn volk vanwege zijn prediking en de vervulling van zijn woorden. Als hij liever in Israël blijft, is dat ook goed. Hij mag gaan en staan waar hij wil. Hij is afhankelijk van de HEERE voor het maken van die keus. Zolang het Jeremia niet duidelijk is, woont hij in Jeruzalem.

De bevelhebber adviseert Jeremia zich met Gedalia in verbinding te stellen, zolang hij – met wie waarschijnlijk Nebukadnezar wordt bedoeld – nog niet terugkeert (Jr 40:5). Gedalia, een vorst van Juda, is door Nebukadnezar aangewezen als overste van het volk. Als Jeremia ergens anders heen wil, mag dat ook. Hij heeft volledige bewegingsvrijheid. Dan geeft de bevelhebber hem voedsel voor onderweg en een geschenk – als compensatie voor het onrecht dat hem is aangedaan? – en laat hem gaan. We lezen niets over de overwegingen van Jeremia in de keus die hij maakt, maar hij gaat naar Gedalia, bij wie hij verblijft als een van hen die in het land zijn overgebleven (Jr 40:6).

De verzekering van Gedalia

In het veld bevinden zich enkele van de overgebleven bevelhebbers van Juda met hun mannen (Jr 40:7). Zij hebben zich weten te verbergen voor het leger van de koning van Babel. Ze horen dat Gedalia door Nebukadnezar is aangesteld over de overgeblevenen in het land. De bevelhebbers, die met name worden genoemd, gaan naar Gedalia toe (Jr 40:8). Gedalia verzekert hun ervan dat ze niets hoeven te vrezen als ze de Chaldeeën dienen (Jr 40:9). Het zal hun zelfs goed gaan. Dat kan hij zeggen omdat hij het woord van de HEERE gelooft.

Hij blijft zelf in Mizpa om daar de zaken van het volk te behartigen bij de overheersers (Jr 40:10). Laten zij zich maar toeleggen op het verzamelen van wijn, zomervruchten en olie. Die kunnen ze dan verkopen en zich zo van inkomsten voorzien. Zo kunnen ze blijven wonen in de steden die ze hebben ingenomen en een nieuw bestaan opbouwen in het land.

De terugkeer van de vluchtelingen

Nog meer Judeeërs horen ervan dat er een overblijfsel door de koning van Babel in Juda is overgelaten (Jr 40:11). Dat zijn de Judeeërs die gevlucht zijn naar Moab, Ammon, Edom en nog andere landen. Ze horen ook dat Gedalia over het land is aangesteld. Wat ze horen, is voor hen aanleiding om ook terug te gaan naar Juda (Jr 40:12). Ze komen uit de verschillende plaatsen waarheen ze verdreven zijn en melden zich bij Gedalia. Ze nemen deel aan het programma van Gedalia en verzamelen “zeer veel wijn en zomervruchten”.

Gedalia wordt gewaarschuwd voor Ismaël

Dan krijgt Gedalia bezoek van Johanan en alle bevelhebbers van de legers die in het veld zijn (Jr 40:13). Ze komen om Gedalia te waarschuwen voor een aanslag die op zijn leven is beraamd (Jr 40:14). Ze kennen de details en informeren hem daarover. Het is zo, dat Baälis, de koning van de Ammonieten, Ismaël heeft gestuurd om hem te vermoorden. Baälis is een bondgenoot van Zedekia in de strijd tegen de koning van Babel geweest. Het lijkt erop dat hij nog steeds tegen de koning van Babel wil strijden. Als nu Gedalia wordt gedood door Ismaël, kan Ismaël de macht in handen nemen en kunnen ze samen verder in verzet gaan tegen de koning van Babel.

Gedalia wil echter niet geloven wat hem wordt gezegd. Johanan geeft niet op en zoekt Gedalia in het geheim op (Jr 40:15). Hij stelt voor dat hij Ismaël zal doden. Hij zal het zo doen, dat niemand zal weten dat hij is vermoord. De moord is noodzakelijk, zo betoogt hij, want als die man Gedalia doodt, zullen ook allen omkomen die zich bij Gedalia hebben gevoegd.

Gedalia verbiedt Johanan de missie die hij voorstelt (Jr 40:16). Dat is niet omdat hij de zaak aan de HEERE overgeeft. Dat doet David als zijn dienaar hem voorstelt om Saul te doden (1Sm 24:7; 1Sm 26:8-10). Hier horen we niets over de HEERE. Jeremia die daar ook is, wordt niet door Gedalia geraadpleegd. Gedalia is eenvoudig te goed van vertrouwen. Hij doet de dreiging, waarover hij is geïnformeerd, af met te stellen dat het leugens zijn. Hij gaat af op zijn eigen inschatting van het gevaar, en volgens zijn inschatting is er geen gevaar. Die onnozelheid kost hem zijn leven.

Copyright information for DutKingComments