Jeremiah 44:16

Hardnekkige volharding in afgoderij

Nadat Jeremia de woorden van oordeel van de HEERE heeft uitgesproken, komt de reactie van het volk (Jr 44:15). Dat is een behoorlijk groot gezelschap, “een grote menigte”. De Geest van God stelt de mensen die antwoorden aan ons voor. Het zijn eerst “al de mannen die wisten dat hun vrouwen reukoffers brachten aan andere goden”.

Zulke mannen gedragen zich niet als hoofd van hun vrouw. Van Jakob staat nog dat hij niet weet dat Rachel de afgod heeft meegenomen (Gn 31:32). Deze mannen staan gewoon toe dat hun vrouwen dat doen. Zulke mannen zijn willoze stropoppen die buigen voor de wil van hun vrouwen. Daarmee gooien ze de wil van God overboord.

Daarna worden de vrouwen, ook als groep, genoemd. De vrouwenbeweging is goed vertegenwoordigd. Die mannen en vrouwen vormen een grote menigte. Dan is er nog “heel het volk”, de beïnvloedbare, volgzame menigte.

Het antwoord is werkelijk verbijsterend (Jr 44:16). Ze erkennen dat Jeremia het woord in de Naam van de HEERE tot hen heeft gesproken en in één adem volgt dat ze er niet naar zullen luisteren. Dit is zondigen met opgeheven hand, moedwillig zondigen, waarop de doodstraf staat (Nm 15:30-31). Jeremia heeft deze zonde ook al eerder aan de kaak gesteld (Jr 7:17-18). Het is afvallen van de levende God, zonder mogelijkheid tot bekering (vgl. Hb 6:4-6; Hb 10:29).

Het lijkt erop dat de vrouwen de woordvoerders zijn. Ze doen niet wat ‘de mond van de HEERE’ heeft gesproken, maar zullen “beslist alle dingen doen die uit onze mond zijn uitgegaan” (Jr 44:17). Dat betekent, zo laten ze volgen, dat ze doorgaan met het brengen van reukoffers aan de koningin van de hemel en het uitgieten van plengoffers voor haar.

Dat hebben ze ook in Juda en Jeruzalem gedaan, net als hun vaderen, koningen en vorsten. Toen hadden ze brood en ging het goed en zagen ze geen kwaad. Dat veranderde toen ze daarmee ophielden (Jr 44:18). Dat zal gebeurd zijn onder druk van Josia. Toen kwam er gebrek aan van alles en troffen het zwaard en de honger hen. Trouwens, hun mannen weten ervan en zij zeggen er niets van (Jr 44:19). Dus wat zal Jeremia hun vertellen?

Dit soort ‘theologische gymnastiek’, zoals iemand dat noemde, komen we ook vandaag tegen. Het zit verborgen in de opvatting dat ophouden met zondigen ongeluk brengt. Mensen die de een of andere zonde met overgave en toewijding bedrijven, worden ongelukkig als ze daarmee ophouden. Daaruit concluderen ze dat de zonde gelukkig maakt. Bij zulke mensen is de zonde zo diep ingesleten, dat ze niet meer openstaan voor de waarheid en de leugen als waarheid geloven.

Het eerste argument om door te gaan met hun afgoderij is: we doen zoals we het altijd hebben gedaan. Het tweede argument is dat het hun goed ging toen ze de koningin van de hemel offerden en het dat hun slecht ging toen ze daarmee ophielden. Er is geen enkel gevoel voor de tucht van God als de werkelijke oorzaak van hun ellende. Het derde argument is dat ze het niet zonder hun mannen hebben gedaan. Ze schuiven de schuld af. Ze gaan eraan voorbij dat ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid heeft, wat niet in strijd is met de onderdanigheid van de vrouw aan de man.

Zo wordt de HEERE aan de kant geschoven. Het is zelfs nog erger. Alle zegen wordt toegeschreven aan de afgoden en alle plagen aan de HEERE.

Wie trouw wil zijn aan Christus, kan in moeilijke omstandigheden komen. De duivel zal dat gebruiken om iemand erop te wijzen dat hij in de tijd dat hij de Heer niet kende, al die problemen niet had. Wie niet vanuit een levende relatie met de Heer Jezus leeft, zal in een tijd van nood terugvallen in de handen van de duivel. Er wordt tegen ons gezegd “dat wij door vele verdrukkingen het koninkrijk van God moeten binnengaan” (Hd 14:22). De vuurgloed van beproeving moet ons dan ook niet bevreemden (1Pt 4:12).

Deze vrouwen hadden, toen ze afgoderij bedreven, genoeg te eten en een gemakkelijk leven, zo zeggen ze. Het gebrek aan welvaart schrijven ze toe aan het ongenoegen van de afgoden toen zij ophielden daaraan te offeren. Ze geloven in de leugen en hebben zich laten verblinden door de duivel. Ze zijn daar zelf verantwoordelijk voor.

Hun mannen zijn nog meer verantwoordelijk als hoofd van het gezin. Zij laten toe dat hun vrouwen dat doen (vgl. Nm 30:3; 6-7; 12). De vrouw is gegeven als hulp voor de man, maar hier nemen de vrouwen het initiatief en volgen de mannen gedwee. Het is als met de zondeval, waarbij ook Eva vooropgaat en Adam volgt.

Copyright information for DutKingComments